Hans-Jan Kuipers - Pedagogiek voor professionele opvoeders
14 ◀ Pedagogiek voor professionele opvoeders
Bij zijn oproep om de opvoeding te bespreken vermeldt hij bijvoorbeeld dat opvoedingvoor elkopgroeiend lidvanonze soort vereist is.Dezegedachteblijkt ookuit zijn laatste boek, Mensenwordenniet geboren (Langeveld, 1979).De titel ervan verwijst naar Erasmus. Die schreef aan het begin van de zestiende eeuw: ‘Mensen worden niet geboren, ze worden gemaakt.’ Langeveld erkent 450 jaar later dat iedere pasgeborene opopvoeding is aangewezen. Een verschijnsel dat even oud is als demenselijke soort, vormt dus het object van pedagogen. Deze keus verraadt Langevelds filosofische interesse. Hij wil achterhalenwat de tijdloze kenmerken zijn van een verschijnsel dat universeel voorkomt enwezenlijk is voormens-zijn. Mij boeit de plaats- en tijdgebonden variatie in de opvoeding. Zonder twijfel is het opvoeden vankinderen eenuniverseel verschijnsel.Het komt net zo alge meenvoor als eten, drinken enhet dragenvankleding.Watmensen eten enhoe ze hunmaaltijden bereiden, varieert echter naar tijd en plaats. Hetzelfde geldt voor kleding enmode. Opvoeding is net zodivers als die andere verschijnselen. Daarom vestig ik de aandacht op de actuele inrichting van de opvoeding in Europa. 1.2 Hoe is opvoeding georganiseerd? Omdatopvoedingnaarplaats en tijdverschilt, isdevraaggerechtvaardigdwatde kenmerken ervan zijn inhet huidigeEuropa. Bij het behandelenvandie vraagga ikuit vande stellingdat de hoofdrol vaak voor oudersweggelegd is,maar dat er ook medespelers zijn. Voor ouders spreekt het niet vanzelf dat figuranten zich met hunkinderenbemoeien.Dat blijkt uit onderstaand verhaal vanCarmiggelt. Omdat Freddie uit onze straat jarig was, kwam hij mij vorige week trots tegemoet rijden, op een fietsje dat hij van zijn pa gekregen had. Vanmiddag zag ikhet ding terug.Hetwas al eenbeetje bemodderd en het werd heen enweer getrokken door een bleke jongen, die wou dat eenmeisje eraf ging. Freddie zélf zat bovendeaffaireverheven, op een geparkeerde handwagen en keek naar iets héél ver’s. ‘Meneer!’ riep het twistende jongetje. ‘Laat die meid er nou eens af gaan. Zemochtmaar effe.’ ‘Effe is nog niet om,’ zei het kind, zich aanhet stuur vastklemmend. ‘Ze moet er af meneer,’ riep de jongen jengelig. Hij zag er uit als het type, dat later tóch zo’n vrouw krijgt. Daar het bezitsprincipe de rug genstreng van onze samenleving is, liep ik naar de eigenaar op zijn handkar en vroeg: ‘Is effe al om, Fred?’ Hij keekmij verdroomd, dochniet onwelwillendaan,maar deed geen uitspraak.
Made with FlippingBook - Online catalogs