Antoon van den Braembussche - Denken over kunst
20
deel 1
modernisme is gewijd, nog uitgebreid terug. Laat ik hier volstaan met de constatering dat de fundamentele twijfel aan het geloof in de rede, een geloof dat zijn wortels vindt in de achttiende eeuw en tot voor kort karakteristiek bleef voor de westerse filosofie, tot een vacuüm heeft geleid. In beide gevallen hebben deze ontwikkelingen tot een situatie geleid die als een ‘legitimeringscrisis’ wordt omschreven. Men spreekt van legitimeringscrisis omdat in beide gevallen niet langer duidelijk is op welk fundament de aanspraken op waarheid berusten. Welke criteria hebben wij nog om kunst van niet-kunst te onderscheiden? Welke normen hebben we nog om wetenschap van niet-wetenschap te onderschei den indien er geen vaststaande rationele maatstaven meer bestaan? In welke richting moet onze maatschappij evolueren nu elke ideologie, elke totaalverklaring, niet lan ger geloofwaardig is? Men spreekt niet voor niets over het ‘einde van de kunst’, het ‘einde van de wetenschap’, het ‘einde van de geschiedenis’, soms zelfs van het ‘einde van de filosofie’. Het lijkt of elke vernieuwingsbron is uitgehold. In de kunst heeft de permanente vernieuwingsdrang tot een crisis geleid van het vertoog over kunst, in die mate zelfs dat juist daarom steeds meer kunstenaars ter rechtvaardiging van hun kunstopvatting te rade gaan bij de filosofie. Soms gaan kunstenaars hierin zover dat zij het denken over kunst als kunst beschouwen, zoals dit in de conceptuele kunst is gebeurd. In elk geval verklaart dit het toenemend belang van de kunstfilosofie voor de ontwikkeling van de kunst. Tegelijkertijd echter verkeert de filosofie zelf, zoals gezegd, in een crisis. Omdat zij in laatste instantie de rede als rechtvaardigingsgrond heeft verloren biedt zij niet langer een rotsvaste bodem waarop men aanspraken op waarheid zou kunnen baseren. Om nu uit deze impasse te geraken hebben steeds meer denkers zich tot de kunst gewend. Niet langer de wetenschap maar de kunst werd de inspiratiebron bij uitstek van de filosofie. Lange tijd stond filosofie in het teken van het wetenschappelijk denken maar sinds een aantal jaren spreekt men in toenemende mate van een ‘esthetisering van het wereldbeeld’. In elk geval staat de kunstfilosofie of esthetica meer dan ooit in het centrum van het wijsgerig vertoog. Meer nog: het filosofisch vertoog zelf wordt steeds meer als een vorm van esthetisch denken gezien, het lezen van een filosofische tekst als een esthetische ervaring . Men gaat er meer en meer van uit dat er geen principieel verschil maar eerder een nauwe verwantschap bestaat tussen een wijsgerige tekst en een kunstwerk. Dit is een uitda gende gedachte, die enkele decennia geleden nauwelijks te horen was. Wat wordt nu echter onder de termen ‘kunstfilosofie’ en ‘esthetica’ verstaan?
Made with FlippingBook Ebook Creator