Sebastiaan Dönszelmann e.a. - Handboek vreemdetalendidactiek

Inleiding Catherine van Beuningen

Een belangrijk doel van vreemdetalenonderwijs is leerlingen te leren communice- ren in andere talen dan hun eerste taal; een vaardigheid die in onze internationaal georiënteerde samenleving onmisbaar is. Zowel in hun vrije tijd, tijdens hun studie als in de meeste beroepen komen leerlingen in situaties terecht waarin de beheer- sing van vreemde talen goed van pas komt. Denk aan het willen begrijpen van dat leuke Spaanse liedje, het moeten lezen van Engelstalige artikelen, of het (mondeling of schriftelijk) te woord staan van Duitse klanten. Deze voorbeelden laten zien dat taalvaardigheid geen doel op zich is; je leert vreemde talen om in die talen iets voor elkaar te kunnen krijgen wat je niet in je eerste taal kunt bereiken. De hoofdstukken in dit deel werken uit hoe je je onderwijs zo vormgeeft, dat leerlingen zich inderdaad in deze en vele andere situaties kunnen redden in de doeltaal. Welke kennis, vaardigheden en strategieën hebben ze nodig en hoe kun jij ervoor zorgen dat ze die ontwikkelen? De acht hoofdstukken in dit boekdeel proberen samen deze vragen te beantwoorden. Het eerste hoofdstuk gaat over het Europees Referentiekader (ERK). Een logisch begin, omdat het ERK concretiseert wat leerlingen op verschillende niveaus in de doeltaal moeten kunnen; hiermee heb je een belangrijk hulpmiddel voor het formu- leren van passende taalleerdoelen in handen. In de twee hoofdstukken die volgen, staan achtereenvolgens woordenschat en grammatica centraal. Deze hoofdstukken gaan vooraf aan de hoofdstukken over luisteren, spreken, lezen en schrijven, omdat woordenschat en grammatica bouwstenen zijn voor al deze vaardigheden. Tegelij- kertijd staan deze deelvaardigheden altijd in dienst van de taalvaardigheid waaraan je bouwt; je hebt als taalgebruiker immers weinig aan losse steentjes. De vaardighe- denhoofdstukken (hoofdstuk 14 tot en met 17) zijn geordend naar de tijd die we in het dagelijks leven aan de verschillende vaardigheden besteden: luisteren doen we het meest (zo’n 45 procent van de tijd), gevolgd door spreken (30 procent), lezen (16 procent) en schrijven (9 procent) (Neveling, 2000). Het laatste hoofdstuk, over de specifieke context van het (v)mbo, voegt een beroepsgericht perspectief toe aan wat in de voorgaande hoofdstukken over vaardighedendidactiek is gezegd. Gebruik de inspiratie en handvatten in dit boekdeel om je leerlingen vaardig te ma- ken in de doeltaal. Laat ze steeds ervaren dat het leren en gebruiken van een vreem- de taal nuttig én leuk is, zowel in de klas als buiten school.

DEEL 2  Vaardig

183

Made with FlippingBook - Online catalogs