Lessen in orde_Teitler&Teitler
Deel 1 Het gedrag in de klas
De mate waarin recht wordt gedaan aan het geheel van deze drie basisbehoeften bepaalt het pedagogisch klimaat. Voor de docent die adaptief werkt, betekent dit dat hij zijn gedrag – zowel zijn didactisch en organisatorisch handelen als zijn pedagogisch optre den – afstemt op deze basisbehoeften. Op die manier worden leerlingen gemotiveerd om aan het werk te gaan en kunnen ze optimaal profiteren van het onderwijs (zie ook Ros e.a., 2020). Veilig klimaat Als de docent de regie kwijt is, bestaat het risico dat alle aandacht uitgaat naar de leer lingen die ongewenst gedrag vertonen. De docent komt dan niet meer toe aan de andere leerlingen – aan de goede leerlingen, aan degenen met een andere leerstrate gie, de leerlingen die extra instructie nodig hebben, kortom alle andere leerlingen – die ook recht hebben op aandacht. Orde in de klas biedt de noodzakelijke veiligheid en rust in de relatie tussen de docent en de klas. Het is het begin van het schooljaar tijdens de eerste les aan een tweede klas. De docent geeft klassikale instructie. Een leerling die volgens de informatie van de mentor druk en ongeconcentreerd is, praat door de uitleg heen. De docent denkt: Ik weet dat dit een leerling is met ADHD en als ik nu ingrijp ontstaat er wellicht een conflict, dus zegt: ‘Blijf na de les even wachten.’ In het licht van het creëren van een veilig leer- en leefklimaat is het de vraag of het gedrag van de docent uit het voorbeeld verstandig is. Door invoering van de Wet passend onderwijs komen leerlingen met uiteenlopende leer- of gedragsproble men en stoornissen die voordien een plek vonden in het speciaal onderwijs terecht in het regulier onderwijs. De Wet passend onderwijs is op 1 augustus 2014 ingevoerd en is in de plaats gekomen van de leerlinggebonden financiering, oftewel het ‘rugzakje’, dat in de praktijk te duur bleek. Docenten blijken veel problemen te ervaren door de invoering van deze wet: er is te weinig tijd om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben goed te helpen en omdat er veel tijd gaat naar deze leerlingen is er minder aandacht voor de ‘gemiddelde’ leerlingen. Sinds de invoering van de wet is de werkdruk dan ook hoger geworden (Van Boxtel, 2015). Over een leerling met Gilles de la Tourette zegt een medeleerling tegen de docente: ‘U maakt hem drie uur per week mee, ik maak hem de hele week mee en dat is verschrikkelijk.’ (Kuiper, 2020) Wil je tegemoet kunnen komen aan de behoeften van álle leerlingen in je klas, dan zul je moeten bepalen wat er in je klas gebeurt. Dat betekent: ook de leerling met een stoornis of probleem moet doen wat jij zegt. Dit maakt nog niet duidelijk hoe je dat voor elkaar krijgt; daarvoor bestaan verschillende manieren, die in de rest van dit boek aan de orde komen.
38
Made with FlippingBook - Online catalogs