John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk
3 Ouderen
werk van familie, vrienden en buren. Maar wat te doen als je tachtig bent en – net als mevrouw Schoone – weinig of geen mensen om je heen hebt die naar je omkijken? On- derzoek wijst uit dat de helft van de ouderen met gezondheidsklachten niemand kent die mantelzorg kan geven (Hogerbrugge, 2016). Als sociaal werker kun je een wezenlijke bijdrage leveren aan een van de grootste uitdagingen van deze tijd: het zo lang mogelijk zelfstandig, waardig en zinvol leven van ouderen, een snel in omvang groeiend deel van de bevolking. Ouderen de juiste hulp en steun bieden, als zelfredzaamheid een probleem wordt en hen ondersteunen bij hun wens om zo lang mogelijk mee te doen in de sa- menleving. Gezond en vitaal oud worden is een kunst die op vele manieren beoefend wordt. Je kunt dus op veel manieren van betekenis zijn voor ouderen. Je krijgt er ook veel voor terug. Ouderen hebben een dijk aan levenservaring en er valt veel te leren van hun verhalen. Verhalen van verlies, maar ook verhalen van veerkracht en wijsheid. Dat maakt het werken met deze doelgroep zo interessant en uitdagend: hoe help je het verlies te verwerken? Hoe boor je de eigen kracht aan? Dit hoofdstuk geeft een inkijkje in dat werk. Het laat zien welke bijdrage het sociaal werk kan leveren aan de kwaliteit van leven, de zelfredzaamheid en participatie van mis- schien wel de meest diverse doelgroep van dit boek: ouderen. Paragraaf 3.2 biedt een eerste kennismaking met deze doelgroep en de ontwikkelingen op de seniorenmarkt. In paragraaf 3.3 maak je nader kennis met de grote diversiteit onder ouderen, met specia- le aandacht voor twee in dit verband belangrijke begrippen: generaties en levensfasen. Paragraaf 3.4 en 3.5 beschrijven sociaal werk met ouderen in de derde, c.q. vierde levens- fase, mede aan de hand van praktische voorbeelden. Paragraaf 3.6 bouwt hierop voort en plaatst het werken met ouderen in de bredere context van gebiedsgericht, integraal en inclusief werken aan sociale opgaven voor én met ouderen. Paragraaf 3.7 besluit het hoofdstuk met een persoonlijke vraag aan de lezer. Wat leer je in dit hoofdstuk? Na bestudering van dit hoofdstuk weet je meer over: Ý Ý de invloed van stereotiepe beelden over ouderen en hoe je deze kunt herkennen en doorbreken met behulp van ‘de vier leeftijden’; Ý Ý de diversiteit van de doelgroep ouderen, gebruikmakend van de begrippen genera- ties, derde en vierde levensfase en de Roos van Diversiteit; Ý Ý de bijdrage die je als sociaal werker kunt leveren aan de kwaliteit van leven van ou- deren, toegespitst op belangrijke doelen als eigen regie en sociale verbondenheid; Ý Ý praktische voorbeelden die het werken met ouderen illustreren; Ý Ý hoe je het ouderenwerken kunt plaatsen in de bredere context van gebiedsgericht en integraal werken aan zelfredzaamheid, participatie en inclusie van ouderen.
60
Made with FlippingBook - Online magazine maker