John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk
8 Chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking
Preventie Voorkomen is beter dan genezen. Preventie en voorlichting zijn in de gezondheidszorg en de zorg voor chronisch zieken een belangrijk aspect in het werk van de sociaal werker. In tegenstelling tot de algemene gezondheidszorg is preventie een basisvoorziening in de jeugdgezondheidszorg waarbij ondersteuning en zorg samengaan. Preventieve zorg be- gint daar bij de begeleiding rond de zwangerschap en vervolgens verlegt het accent zich naar het volgen van het kind op school en in de wijk. In overleg met de ouders bieden deze instanties samen met de zorgverleners gepaste hulp en ondersteuning waar dat no- dig is. In de preventie bij ouderen ligt de aandacht vooral op de leefstijl (aandacht voor overgewicht, verslaving, eenzaamheid, valpreventie en beweegpatronen). Gedragsverandering op latere leeftijd, zoals stoppen met roken, matig drinken en gezond eten heeft vaak een heel positief effect op de gezondheid en het gebruik van gezondheidsvoorzieningen door ouderen. Bij de voorlichting hiervan moeten we reke- ning houden met eventuele laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden. Dat zijn volgens het RIVM (RIVM, 2014) vaardigheden om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het maken van beslissingen over de eigen gezondheid. Volgens resultaten van het onderzoeksinstituut Nivel kampt naar schatting de helft van de bevolking met beperkte gezondheidsvaardigheden (Rade- makers, 2014). Veel van de informatie die de zorgverlener verstrekt zoals folders en bij- schriften wordt slecht gelezen. Hulpverleners moeten leren om beperkte gezondheids- vaardigheden te herkennen zodat ze er goed op kunnen inspelen, bijvoorbeeld door het doseren van informatie, het toetsen van begrip, het ondersteunen van de communicatie met visuele middelen en een langere consulttijd. 8.3 Beperkingen Veelvoorkomende beperkingen die je kunt tegenkomen zijn onder andere motorische beperkingen, gehoorstoornissen en visuele stoornissen. In Nederland gaven in 2011 on- geveer 1,8 miljoen mensen van twaalf jaar en ouder aan beperkingen te ervaren in activi- teiten op het gebied van horen, zien en mobiliteit (Hoeymans, Schellevis, Van Oostrom & Gijsen, 2013). Bijna 11 procent van de mannen (circa 736.000) en ruim 15 procent van de vrouwen (circa 1.100.000) vanaf twaalf jaar had een of meerdere beperkingen op het gebied van horen, zien of mobiliteit. Mobiliteitsproblemen scoren het hoogst (6,8 procent). Zij ko- men vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Met 6,2 procent volgt de visuele beperking en de rij wordt gesloten door auditieve beperkingen met 3 procent. Volgens de definitie van de World Health Organisation (WHO) is een beperking een combinatie van biologische, medische en sociale factoren. De WHO geeft in de ‘Interna- tional Classification of Functioning, Disability and Health’ (ICF) (Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, 2007) de volgende indeling:
176
Made with FlippingBook - Online magazine maker