John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk
Uit het dagboek van Omar Sirre (32), gezinsbegeleider in een middelgrote stad Ik werk als gezinsbegeleider voor jeugd van 0 tot 23 jaar, met een uitloop naar 26, in een multiculturele wijk met veel nationaliteiten. Ik zie mezelf als ‘wijknetwerker’. Vanuit het vertrekpunt van de wijk praat je niet óver, maar mét mensen. Eigenlijk ben ik de hele dag onderweg, ik heb een agenda met vaste afspraken, en daarnaast heb ik min of meer spontane afspraken met jongeren in de wijk, meestal via WhatsApp. Belangrijk vind ik dat je de flexibiliteit hebt om jongeren op te zoeken in hun eigen ruimte, ook ’s avonds en in het weekeinde; dat je ze treft in de voetbalkantine of bij de piano op het station. Je moet bereid zijn om mee te gaan in hun belevingswereld. De gemeente heeft nieuw beleid uitgezet: ‘Als je ervan weet, dan bén je ervan’. Voorheen kwam iemand met een vraag en dan kon je zeggen: ‘Sorry, daar ben ik niet van.’ Dat mag niet meer. Komt er nu iemand met een vraag, dan kun je geen nee ver- kopen; als je zelf geen antwoord hebt, zoek je iemand die het wel weet en zorg je voor een warme overdracht. Ik werk eclectisch, gebruik stukjes uit verschillende methoden wanneer dat zo van pas komt. De praktijk is veel grilliger dan de methoden. Ik ben betrokken bij allerlei activiteiten, onderhoud contacten met netwerkpartners en zodoende kennen mensen je en is de drempel ook lager om vragen te stellen. Als het gaat om criminaliteit, zit ik in de preventieve hoek: signaleren, bijsturen, proberen te voorkomen dat jongeren de fout in gaan. Een paar voorbeelden van wat we hier doen? Wij hebben in de wijk onder andere het project Grote Broer opgezet. Daarin worden jongeren die op het snijvlak van de crimi- naliteit zitten, begeleid door jongeren die in een vergelijkbare situatie hebben gezeten en níét voor de criminaliteit hebben gekozen. Het project is er helemaal op gericht dat jongeren kunnen doorgroeien tot een voorbeeldfiguur. Peer-to-peermethodiek heet dat dan. Een ander voorbeeld is de Ramadancup. Sinds kort organiseren we tijdens de rama- dan ’s nachts een voetbaltoernooi. Het is heel normaal voor moslimjongeren om elkaar tijdens de ramadan ’s nachts te ontmoeten, en dat leverde vaak overlast op. Nu spelen we in de wijk een cup met 24 teams, er deden de laatste keer meer dan 200 jongeren mee. Dezelfde jongens die eerst overlast veroorzaakten, hebben nu een positieve rol: ze houden toezicht en zorgen ervoor dat alles op rolletjes loopt. Daardoor hebben ze een enorm aanzien gekregen in de wijk. Ook heb ik netwerkcontacten met organisaties in de wijk, bijvoorbeeld met de wo- ningbouwvereniging en de buurtbemiddeling als er spanningen zijn in een flatgebouw met lastige jongens. Bij overlastzaken heb ik contact met de politie. Is er zorg nodig, dan schakel ik mijn contacten op het Centrum voor Jeugd en Gezin in. En in het Veilig- heidshuis heb ik contact met politie, justitie en zorgpartijen. Wanneer iemand vanuit de gevangenis terugkomt in de wijk, brengt de reclassering mij daar overigens niet altijd van op de hoogte, terwijl ik daar bij de wijkaanpak zeker een rol in zou kunnen spelen. Daar zit verbeterruimte.
149
Made with FlippingBook - Online magazine maker