Handboek Doeltaaldidactiek - Sebastiaan Dönszelmann

 | 

1 Instrumenteel doeltaalgebruik De basis: begrijpelijk, en dan ook nog leerzaam ‘Een belangrijk inzicht in doeltaalgebruik deed ik op toen een stagiair voor haar opleiding mijn lessen wilde filmen’, vertelt Esmeralda (docent Engels in vmbo 3 en 4, en vwo 3 en 4). ‘Ik vind het altijd leuk en leerzaam om studenten te begeleiden. We hadden net een gesprek gehad over het belang van doel taalinteractie in de klas en ik dacht: ik laat wel even zien hoe je dat doet. Tij dens de les legde ik van alles uit in het Engels, leerlingen reageerden en gingen vervolgens ook goed aan de slag. Het was gegaan zoals ik wilde … dacht ik. Toen we de opname de volgende dag samen terugkeken, viel het me meteen op dat ik sneller sprak dan ik vermoedde. Mijn stagiair vroeg me met welk ERK-niveau ik dacht te spreken. Daar had ik helemaal niet bij stilgestaan en ik antwoordde zelfs lichtelijk geïrriteerd: “Gewoon begrijpelijke taal.” Maar nu ik mezelf zo terug hoorde, vielen me de lange zinnen, de te lastige gram matica, het tempo en alle talige variatie, uitdrukkingen en synoniemen op. Ik schatte mezelf in op C1-niveau. In een vmbo-4-klas … niet zo logisch. Bij nader inzien reageerden de leerlingen ook veel minder actief dan het me bijstond. Toen mijn stagiair me ook nog vroeg “welk Engels” de leerlingen hadden kunnen leren van mijn instructie, of ik ook expres woorden had in gezet uit de woordenlijst van dit hoofdstuk en welke didactiek ik nog meer toepaste, viel ik nog iets verder door de mand. Ik had eerlijk gezegd geen idee. Ik sprak gewoon netjes Engels en de leerlingen deden wat ik vroeg. Er heerste orde. Maar werd hier inderdaad ook iets geleerd? Een mooie eyeopener: dit was misschien wel geen didactische interventie, maar slechts een Engelstalige instructie, en daar moest iets aan veranderen.’

Tijdens de lerarenopleiding (of misschien al wel als kind, wanneer je moeder taalspreker bent van de taal die je onderwijst) leerde je zo natuurlijk, volledig en correct mogelijk te communiceren in de taal die je later zou onderwijzen. Misschien schiep je er zelfs wel genoegen in om je, als ware taalliefhebber, zo mooi mogelijk uit te drukken. Maar is ‘mooi’, ‘natuurlijk’ of ‘ (near) native ’ taal gebruik wel zo’n goed uitgangspunt om leerlingen hun taaldidactische doelen te laten bereiken? In het voorbeeld aan het begin van dit hoofdstuk ontdekt een ervaren vreemdetalendocent hoe haar mooie doeltaalgebruik onvoldoende samen-

33

Made with FlippingBook Digital Proposal Maker