Marlite Halbertsma en Patricia van Ulzen - Steden vroeger en nu

13

De stad als geschiedenis

Het verleden is niet alleen kenbaar via de overgeleverde teksten. Een van de grote nieuwe inzichten van de negentiende eeuw is dat het verleden ook kenbaar is via de bestudering van tastbare en zichtbare zaken: kunstwerken, gebouwen, meu bels, en wat niet al. De oprichting van musea en het instellen van monumenten zorg dateren uit deze tijd. Omdat het verleden verdwenen is, krijgen de tastbare resten ervan een extra waarde. Men heeft altijd wel verzameld en oude gebouwen hersteld, omdat men ze mooi vond, of om religieuze en politieke redenen. Maar ‘historische waarde’ op zichzelf, het voorwerp of gebouw als documentatie van het verleden, was een begrip dat men niet kende. Historisch denken houdt echter in dat het verleden geen deel meer uitmaakt van wat je de collectieve herinnering zou kunnen noemen. Het verleden is vreemd. De enige orde die we daarin kunnen brengen, is rangschikken (zoals in een ver haal, een schilderij of een museum). Bij dat rangschikken maken we keuzes, en dat impliceert dat het verleden zich aan ons aanbiedt als een nog ongeordende reeks van dingen en gebeurtenissen. Wij kiezen het een, vergelijken dat met het ander, laten iets weg om het later alsnog in te voegen. Het verleden beheerst ons niet, via de collectieve herinnering, maar wij beheersen het verleden. Het verle den is een winkelvoorraad waaruit wij kunnen putten, om daarmee onze eigen tijd en eigen behoeften te stofferen. Dit sterk op dingen en minder op teksten gefocuste historische denken, bete kende voor de studie naar de geschiedenis van de Europese stad aandacht voor de zichtbare en tastbare aspecten van de stad. Plattegronden, geschilderde stads gezichten, bestaande gebouwen, opgravingen en oude kronieken worden de rug gengraat van de stadsgeschiedenis. Daar komt bij dat de fysieke verschijnings vorm van de stad op datzelfde moment, in de negentiende eeuw, sneller dan ooit tevoren veranderde. Bevolkingsgroei en industrialisatie zorgden voor grote uit breidingen van het stedelijk oppervlak. Monotone buitenwijken en huurkazernes werden in het open land rond de stad gepoot; fabrieken, scholen, ziekenhuizen, gevangenissen en stations vulden de stedelijke ruimte. Grote ingrepen in de infra structuur bleken nodig, zoals het graven van nieuwe havens en kanalen, de aan leg van brede wegen en spoorwegen met hun viaducten en bruggen. Een stelsel van rioleringen, waterleidingen, gasbuizen en elektrische leidingen boorde zich onder de grond. Dat alles ging gepaard met een nietsontziende afbraak van oude gebouwen en vestingwerken: grachten werden gedempt, oude straten verbreed en doorbraken gerealiseerd. Ook het straatbeeld veranderde in hoog tempo: te legraafdraden, straatverlichting, affiches en metershoge billboards drongen zich op, gevels en winkelpuien werden gemoderniseerd. Binnen enkele generaties was het aanzicht van de stad radicaal veranderd. Er was nog veel van het oude te zien, maar nog meer was verdwenen of aangepast aan de moderne smaak. Deze ont wikkeling kreeg in de twintigste eeuw in Europa een nieuwe intensiteit door de kaalslag van de Tweede Wereldoorlog en de snelle wederopbouw die daarop volg de, en gaat door tot de dag van vandaag.

Made with FlippingBook flipbook maker