Marlite Halbertsma en Patricia van Ulzen - Steden vroeger en nu
12
1 • Visies op de stad
de veranderingen bespoedigde, en, zo schrijft hij, daarmee begon het leven van de mensen de snellere tred te krijgen die de geschiedenis van de prehistorie onder scheidt (Benevolo 1993, p. 10). Een andere tijdsdimensie die hij ziet is de duur zaamheid van de menselijke omgeving, waardoor de mensen hun cultuur konden bestendigen en doorgeven, een ‘anker’ tussen het heden en de toekomst. De stad is bij hem een spoor dat we kunnen volgen in onze zoektocht naar het verleden. Voor Benevolo, en voor velen met hem, biedt de historische stad een remedie te gen de vervreemding van de moderne mens. Voor hem zijn de oude steden van Europa het middel bij uitstek om de mens een identiteit te verschaffen. De stad biedt een evenwicht tussen de individuele en de collectieve herinnering. Maar het is juist de uitvinding van het historische besef geweest die deze ver vreemding in de hand heeft gewerkt. In de oudheid en de eeuwen die daarop volg den, had men een cyclisch beeld van de geschiedenis; alles wat gebeurde, werd getoetst aan immanente, absolute grootheden. Vorsten en gebeurtenissen werden met elkaar vergeleken in de mate waarin ze slecht of goed waren, gebeurtenissen werden wel opgetekend maar niet als unieke, onherhaalbare feiten herkend. Toen aan het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw in Europa twee grote, alles met zich meeslepende revoluties plaatsvonden, de Industriële Re volutie en de Franse Revolutie, werd dat oude geschiedbeeld ingeruild voor een nieuw. Historische gebeurtenissen werden vanaf dat moment beschouwd als een keten van oorzaak en gevolg die alleen in hun eigen context kunnen worden be schreven en verklaard. Toen Karel de Grote keizer werd in 800, zag hij zichzelf als het vervolg op de reeks Romeinse keizers, en hij ontkende het gat van bijna vierhonderd jaar daartus sen. Hij omringde zich in Aken met imitaties van Romeinse gebouwen die opper vlakkig gezien overeenkomsten vertoonden met keizerlijke monumenten in Rome en Ravenna. Toen de Nederlanders in de zeventiende eeuw het Spaanse juk afwier pen, vergeleken ze hun strijd met die van de Bataven van Claudius Civilis tegen de Romeinen, of ze zagen zichzelf als een heruitgave van het uitverkoren volk van de Bijbel, de Joden. Rembrandt schilderde in 1666 voor het nieuwe stadhuis op de Dam De samenzwering van Claudius Civilis en kleedde de figuren in deels antieke, deels zeventiende-eeuwse fantasiekostuums. Dat het schilderij ‘vroeger’ opriep, was genoeg. De voorstelling diende niet historisch juist te zijn, want het verhaal van de opstand tegen de Romeinen was actueel. Nederland had Spanje verslagen en Am sterdam had het mooiste en grootste stadhuis van de wereld. In de geschilderde historische taferelen en historische romans van de negentiende eeuw wordt, anders dan vroeger, het verleden wél nauwkeurig gereconstrueerd. Het is niet een algemeen ‘vroeger’ maar een precies te lokaliseren en te dateren verleden dat in zijn eigenheid tot in de details anders is dan nu. Wie es eigentlich gewesen , om met de negentiende-eeuwse Duitse historicus Ranke te spreken.
Made with FlippingBook flipbook maker