Schrijven en rapporteren in het sociaal domein - ter Horst & ter Hedde
2.3 • Beschrijvingen, feiten, meningen, ervaringen en interpretaties
2.3 BESCHRIJVINGEN, FEITEN, MENINGEN, ERVARINGEN EN INTERPRETATIES
Om te voorkomen dat er een vertekend beeld (over je cliënt) ontstaat en om recht te doen aan het contact dat je met de cliënt hebt, is het belangrijk om in je woordkeuze duidelijk te zijn wanneer je feiten, meningen en ervaringen/belevingen gebruikt. In opleidingsdo cumenten, kwalificaties en beroepscodes voor de sociaal werker komt het vaak aan bod: de sociaal werker moet oog hebben voor de mens in zijn sociale context en dus recht doen aan de wisselwerking tussen objectieve kennis, het sociale (opvattingen over normen en waarden) en de beleving van mensen. Op basis van de theorie van het communicatieve han delen van Jürgen Habermas gaat Maatschappelijk werk in model van Johan Bootsma (2002) in op hoe je door die brillen kunt kijken naar verschillende aspecten in een cliëntsituatie. Zo kunnen cliënten: • veel schulden hebben (feitelijke informatie); • zich schuldig voelen omdat ze vinden dat ze hun financiën op orde moeten hebben (sociale wereld: normen/mening); • zich verdrietig voelen door de situatie (ervaring/beleving). Soms kunnen al deze onderdelen in één uitspraak vervat zijn. Bijvoorbeeld: ‘Het is verkeerd dat zij haar geld besteedt aan online gok-apps.’ De feitelijke informatie hier is dat iemand geld inzet op gok-apps. De mening/norm is dat het verkeerd is om hier geld aan te besteden en de onderliggende subjectieve beleving kan zijn dat de betrokkene hier gefrustreerd over is, of misschien wel boos. Het is dus belangrijk om eerdergenoemde aspecten in een hulpverleningsproces gelijk aan bod te laten komen. Als dit lukt, moet je ze als zodanig schriftelijk duidelijk weer kunnen geven, zodat ook je lezer begrijpt door welke bril naar de situatie van de cliënt gekeken wordt. In dit boek wordt ditzelfde onderscheid aangehouden, door aandacht te hebben voor feitelijke informatie, meningen en visies en ervaringen/gevoelens/belevingen en die als zodanig weer te geven. Daaraan toegevoegd is de interpretatie die jij als sociaal werker geeft. De verschillen worden in tabel 2.1 weergegeven (zie de website bij dit boek voor een versie om te down loaden). Een goed hulpmiddel om feiten, meningen, ervaringen en interpretaties te onder scheiden is om jezelf steeds de volgende vragen te stellen: • Wat zie je aan de cliënt? Wat doet de cliënt? • Wat ervaart de cliënt? Wat is diens gevoel bij de situatie? • Wat voor opvattingen heeft de cliënt? • Hoe verhoudt de cliënt zich tot diens omgeving? • Hoe interpreteer je dat? • Hoe reageer je? • Wat is het resultaat?
De kaders waarbinnen je schrijft
27
Made with FlippingBook Annual report maker