Kritisch denken & schrijven 2e druk - Francisca Jungslager, Wilma Maljaars

1.3 Van onderwerp naar centrale vraag

1 Internet, 3D-beelden en touchscreens zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Langzaam maar zeker zijn deze technieken ook doorgesijpeld naar de archeologische musea. In dit onderzoek wil ik nagaan in hoeverre de toekomstige rol van de digitale technieken in de tentoonstelling van archeo logische collecties kan worden gezien als vooruitgang. Daartoe ga ik eerst, in paragraaf 1, na welke ontwikkelingen de digitale techniek in de afgelopen tien jaar heeft doorgemaakt. Om vervolgens, in pa ragraaf 2, te beschrijven op wat voor manier musea deze nieuwe technieken (kunnen) toepassen in hun tentoonstellingen. In paragraaf 3 zal ik de meer waarde van deze toepassingen beoordelen voor musea en publiek. Op basis van die bevindingen zal ik tot een antwoord op mijn vraag komen. Zorg ook dat je vraag vrij is van vooroordelen en ongefundeerde aannames, met andere woorden dat je vraag neutraal geformuleerd is. Wie de vraag stelt: ‘Hoe is Newton in staat wetenschap en religie te verenigen?’ suggereert al dat Newton we tenschap en religie inderdaad heeft weten te verenigen, terwijl het misschien nog maar de vraag is of hij daarin geslaagd is. De vraag naar de manier waarop hem dat gelukt is, zal bovendien alleen tot een beschrijving leiden van Newtons handigheid om die twee te combineren, terwijl het onderzoek pas relevant is als onderzocht wordt óf Newton er wel in slaagt religie en wetenschap te verenigen. De vraag: laat het antwoord nog open, impliceert een afweging (op welke punten is het hem wel en niet gelukt ze te combineren) en is dus een adequate onderzoeks vraag. Een gesloten vraag is overigens niet altijd problematisch. Wie op zoek is naar een concreet advies (liever a of b?) of empirisch onderzoek gaat uitvoeren (zie hoofdstuk 9), zal vaker met een gesloten vraag te maken hebben. Zoals in deze voorbeelden: • Hoe kan de overheid de burger het beste aanspreken: met je of met u? • Komt ‘me’ als bezittelijk voornaamwoord als in ‘me moeder’ vaker in het zuiden dan in het noorden van Nederland voor? Bij de eerste vraag zal de onderzoeker ook moeten onderbouwen waarom de ene vorm de voorkeur krijgt boven de andere. Bij de tweede vraag is niet onmiddel lijk duidelijk waartoe de kennis over het gebruik van ‘me’ zal dienen. Ook hier geldt dat een beschrijvende tekst de basis zal vormen voor of deel zal uitmaken van een ander onderzoek, bijvoorbeeld van een groter onderzoek naar taalver schillen tussen Noord- en Zuid-Nederland. In hoeverre is Newton erin geslaagd wetenschap en religie te verenigen?

25

Made with FlippingBook Digital Publishing Software