Schrijven voor de wetenschap 2e druk - Daniel Janssen, Lucas van der Deijl, Henri Raven

1 • Schrijven voor de wetenschap

Deze vraag is primair theoretisch van belang, omdat we hiermee iets leren over variabe len die de overtuigingskracht van typen argumentatie beïnvloeden. Zulke theoretische kennis kan natuurlijk ook praktische implicaties hebben, maar dat hoeft niet. Daarnaast heb je ‘kennisproblemen’. Dat houdt in dat we over een bepaald relevant deel van de werkelijkheid iets nog niet weten, terwijl we die kennis wel graag zouden willen hebben. Bijvoorbeeld een vraag als ‘Wat waren de poëticale opvattingen van Multatuli?’ is legitiem in letterkundig onderzoek. Het feit dat we die kennis nu niet hebben, is geen praktisch probleem. Een antwoord op die vraag leidt ook niet per se tot nieuwe theoretische inzichten. Desondanks is de vraag legitiem, zeker in ‘ideo grafisch’ onderzoek (zie Wikipedia voor het onderscheid tussen nomothetisch en ideografisch onderzoek). Wanneer je een onderzoeksvraag hebt geformuleerd, dan kun je nadenken over de onderzoeksmethode: langs welke weg, met welke middelen verwacht je de onder zoeksvraag te kunnen beantwoorden? Onderzoeksvragen en methoden zijn altijd sterk op elkaar betrokken. Heb je bijvoorbeeld een empirische onderzoeksvraag, dan zul je ook empirische methoden moeten inzetten. Heb je een generaliserende vraag, dan kun je geen casestudy doen, enzovoort. Meer hierover leer je in cursussen over methodologie. In veel academische teksten (scripties, theses, artikelen, enzovoort) vind je een paragraaf met de titel ‘Methode van onderzoek’. In zo’n methodedeel doen schrijvers twee dingen. Ten eerste beschrijven ze nauwkeurig hoe hun methode eruitziet. Dat maakt het mogelijk om het onderzoek te repliceren. Daarnaast beargumenteren ze dat ze met de inzet van deze methode werkelijk antwoord krijgen op de onderzoeks vragen. Afhankelijk van de gebruikte methode krijg je bepaalde gegevens op tafel. In grote delen van de wetenschap spreekt men dan van ‘data’. In meer interpretatief onderzoek spreekt men eerder van ‘bevindingen’. De waarde en kwaliteit van die data en bevin dingen zijn natuurlijk afhankelijk van de gebruikte methode. Wie gedrag observeert, komt andere dingen te weten dan wie een survey uitvoert, bijvoorbeeld. Data en bevindingen worden vervolgens navolgbaar geanalyseerd en die analyses leiden op hun beurt tot beredeneerde conclusies. Hoe sterk die conclusies zijn, hangt weer af van de gebruikte methode en van de kwaliteit van de analyses. Wanneer je figuur 1.3 op je laat inwerken, dan is het niet moeilijk in te zien waarom wetenschappelijke teksten vaak de volgende structuur hebben: f inleiding (al dan niet gesplitst in inleiding en kader)

f methode f resultaten f conclusies

26

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online