De bestuurlijke kaart van de Europese unie 6e druk - Anna van der Vleuten

10.2 • Het Europese landbouwbeleid

10.2.1 Het ontstaan van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De oprichters van de EEG wilden een gezamenlijke markt voor landbouwpro ducten tot stand brengen. Aangezien alle zes toenmalige lidstaten hun boeren financieel steunden via hun landbouwbeleid, betekende dit dat nationale rege lingen op elkaar moesten worden afgestemd. Zo werd voorkomen dat boeren in landen met ruimhartige steun een sterkere positie zouden innemen op de Euro pese markt dan boeren in landen met minder uitgebreide regelingen. Bovendien bestond er grote angst voor voedseltekorten. De periode van voedselschaarste na de Tweede Wereldoorlog lag immers nog vers in het geheugen. Door land bouwmarkten strikt te reguleren en boeren te stimuleren meer te produceren, konden nieuwe voedseltekorten voorkomen worden. Het EEG-Verdrag legde vijf doelstellingen vast die met het Europese landbouwbeleid bereikt moesten wor den: 1 het bevorderen van innovatie en efficiëntie in de landbouw; 2 een redelijk inkomen voor boeren; Om deze doelen te bereiken, werd afgesproken minimumprijzen te garanderen die boeren zouden krijgen voor hun producten (de zogenoemde garantieprij zen). Als de prijs van een product onder dat minimum dreigde te zakken omdat er te weinig vraag (of te veel aanbod) was, dan zou de EEG het overschot op kopen tegen de minimumprijs. Vandaar dat de garantieprijs ook wel de ‘inter ventieprijs’ wordt genoemd. Landbouwproducten die van buiten de EEG geïm porteerd werden, moesten ook voor de minimumprijzen worden verkocht. Dit werd bereikt door het opleggen van invoerheffingen. Landbouwproducten die vanuit de EEG naar de rest van de wereld werden geëxporteerd, kregen juist een subsidie om het verschil te overbruggen tussen de hoge EEG-prijzen en de lagere wereldmarktprijzen. Toen het GLB eenmaal in werking was gesteld, was het bijzonder effectief in het bereiken van zijn eerste vier doelstellingen. De landbouwproductie in de lidsta ten schoot omhoog en de inkomens van boeren hielden gelijke tred met de rest van de economie. In de loop van de jaren kwamen echter ook nadelen van het beleid aan het licht, die tot veel discussie leidden. Zes kritiekpunten kwamen daarbij steeds terug: 1 Een eerste kritiekpunt betrof de kosten van het beleid. Het opkopen van landbouwproducten tegen de minimumprijs bleek erg kostbaar. Zo slokte het GLB begin jaren tachtig meer dan zeventig procent van de Europese be groting op. Voor lidstaten met veel boeren, zoals Frankrijk, was dit geen pro bleem; zij profiteerden per saldo van de subsidies die hun boeren kregen. 3 stabiele landbouwmarkten; 4 voldoende voedsel in Europa; 5 redelijke voedselprijzen voor consumenten.

10.2.2 Kritiek op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

181

Made with FlippingBook - Online magazine maker