De brede basis van het sociaal werk - Spierts, Sprinkhuizen, Hoijtink, Jonge, Doorn

1.3 • ‘Sociaal werken’

Individuen realiseren met elkaar een eigensoortige werkelijkheid die zonder hen niet tot stand komt, maar die tegelijk een dwingende invloed op hen heeft. Hoe sterk deze interdependentie is en hoe – ook letterlijk – ver deze onderlinge afhankelijkheid reikt, is misschien wel meer dan ooit bloot komen te liggen met de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne en ook klimaatverandering waarvan de gevolgen ongelijk zijn verdeeld. Sommige mensen en groepen worden ingrijpender getroffen dan andere, waarover verderop meer.

1.3 ‘Sociaal werken’

1.3.1

Het sociale zelf

In een tijd waarin succes, geluk en welzijn, maar daarmee impliciet ook falen en ongeluk vaak worden toegeschreven aan (de psyche of het karakter van) het individu, raakt de sociale aard van het menselijk functioneren al snel uit het zicht. De invloed van de sociale omgeving op individuen begint echter al voor de geboorte. Zo hebben kinderen van moeders die tijdens hun zwangerschap veel stress ervaren, bijvoorbeeld als gevolg van oorlog of huiselijk geweld, een grotere kans om op volwassen leeftijd te maken te krijgen met verslaving, psychische nood of psychiatrische problematiek. De mate waarin baby’s of peuters opgepakt en geknuffeld worden en of er veel of weinig tegen ze gesproken wordt en op welke toon dat gebeurt, hebben invloed op hun wel bevinden en latere sociaal functioneren. Ook ons zelfbeeld ontstaat in wisselwerking met de sociale wereld om ons heen. Als mensen vertellen hoe ze geworden zijn wie ze zijn, komen niet alleen hun ouders aan bod, maar ook leraren, vrienden en idolen. Herbert Mead (1934) spreekt in dit verband over het belang van de significant other . Het opgroeiende individu ziet zichzelf voortdurend door de ogen van de ander en vormt zo een zelfbeeld dat de meningen van anderen over hem weerspiegelt. De ogen van anderen functioneren zo bezien als bron nen van zelfrespect en zelfvertrouwen, maar ook als bronnen van minderwaardigheid en onzekerheid. Dramatisch gesteld: de ogen van anderen kunnen je maken of breken. De invloed van de sociale omgeving blijft echter niet beperkt tot voor de hand lig gende nabije anderen, maar strekt zich verder uit. Mensen hebben in onze heterogene en complexe samenleving te maken met vele anderen die heel verschillende dingen zeggen en doen. Zij staan voor de opgave zich te identificeren met een veelvoud aan rollen, posities en verbanden zonder dat vanzelfsprekende combinaties duidelijk zijn. In dat verband spreekt Boutellier (2010) ook wel van psychologische bricolages : de noodzaak om onze eigen identiteit van coherentie te voorzien. Hierbij is veeleer sprake van een ‘meerstemmig zelf’, een begrip dat uitdrukking geeft aan de ervaring van een veelheid van innerlijke stemmen die voortdurend met elkaar in dialoog zijn (Brinkgreve, 2010).

31

Made with FlippingBook Ebook Creator