Rigter_Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen HD2

2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie

Geschiedenis De psychiatrie kent een lange geschiedenis van classi ficatiesystemen. De Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) wordt gezien als de grondlegger van de moderne classificatiesystematiek. De eerste classificatiesystemen, waaronder dat van Kraepelin, hadden vooral een medische en daarmee een somatische (lichamelijke) oriëntatie en waren ge ënt op de toenmalige populatie van inrichtingspsychi atrie met ernstige stoornissen zoals de psychose. De eerste dsm-versie verscheen in 1952 als reactie op de somatische oriëntatie binnen de eerdere classificatie systemen. dsm-i baseerde zich vooral op de psycho analyse en kende grote aandacht voor ‘minder ernsti ge’ stoornissen, toentertijd aangeduid met het begrip neurose . Nadat in 1968 dsm-ii was verschenen, vond er in 1980 bij het verschijnen van dsm-iii een duidelijke breuk plaats met de uitgangspunten van dsm-i en -ii. Niet iedereen wilde namelijk werken met een classifi catiesysteem dat geënt was op een psychoanalytische zienswijze, zoals de eerste dsm-versies. Hulpverleners die zich op een ander theoretisch referentiekader ori ënteerden konden er niet mee uit de voeten, met als gevolg dat hulpverleners over de hele wereld het be grip depressie gebruikten, maar dit allemaal verschil lend definieerden. dsm-iii brak met deze praktijk; men koos ervoor om enkel en alleen van waarneem bare kenmerken uit te gaan en niet meer van een be paalde theorie over de oorzaak van een stoornis. In die zin is het dsm-systeem atheoretisch en staat het verwerven van informatie door middel van observa tie en vragen (interview) centraal. Het gewenste effect daarvan is dat de hulpverleners bij hun observaties de zelfde duidelijke en ondubbelzinnige categorieën gaan gebruiken om de observaties in te delen. Dit vergroot de betrouwbaarheid (zie paragraaf 2.4.2). Vanaf dsm-iii ging men wereldwijd dezelfde cri teria voor psychische stoornissen gebruiken. dsm-iv, die in 1994 verscheen, bouwde grotendeels voort op de uitgangspunten die met dsm-iii in 1980 werden ingenomen. In 2000 verscheen een licht aangepaste versie: dsm-iv-tr (tr staat voor text revision , ofte wel tekstrevisie). En in 2013 is de langverwachte vijf de versie verschenen: dsm-5. De dsm is gebaseerd op afspraken die specialisten (voornamelijk Amerikaan se en enkele Europese psychiaters) maken voor elke groep stoornissen. Die afspraken zijn lang niet altijd wetenschappelijk onderbouwd (wel steeds meer) en staan mede daarom vaak ter discussie. Criteria bepalen is een keuzepro ces, en andere psychiaters, psychologen en patiënten verenigingen zijn het lang niet altijd met de ‘dsm-psy chiaters’ eens. Maar op zich heeft deze werkwijze het

grote voordeel dat alle deskundigen over de wereld ‘dezelfde taal’ kunnen spreken. De duidelijk gespecifi ceerde criteria hebben een enorme toename mogelijk gemaakt van onderzoek naar ontstaan, beloop, voor komen en genezen van psychische stoornissen (Task Force on Research Diagnostic Criteria: Infancy and Preschool 2003). Tabel 2.1 Definitie van een psychische stoornis volgens dsm-5 (apa 2014, p. 72) . 1 Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ont wikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk of be perkingen in het functioneren op sociaal of beroeps matig gebied of bij andere belangrijke bezigheden. 2 Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies, bijvoorbeeld het overlijden van een dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt geaccep teerd, is geen psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag (politiek, religieus of seksueel bijvoorbeeld) en conflicten die zich vooral afspelen tussen een indi vidu en de maatschappij zijn geen psychische stoor nissen tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van disfunctioneren van het individu, zoals in het voorgaande wordt beschreven. nb Het tweede deel van de definitie is toegevoegd om cultureel aanvaarde reacties uit te sluiten en afwijkend gedrag niet gelijk te stellen aan een psychische stoornis. Denk daarbij aan homoseksualiteit (natuurlijk geen stoor nis, hoewel het tot 1973 wel als zodanig omschreven werd in dsm-iii) of het opsluiten van politieke gevangenen onder het mom van een psychische stoornis (wat in de loop van de geschiedenis in meerdere landen is gebeurd; jr). Uitgangspunten van dsm In dsm staan de afspraken over hoe een psychische stoornis gedefinieerd wordt door de kenmerken (symp tomen) te omschrijven. Zo worden er negen mogelijke symptomen genoemd bij de depressieve stoornis ( ma jor depressive disorder ; hoofdstuk 14) en worden bij de normoverschrijdend-gedragsstoornis ( conduct disor der ; hoofdstuk 12) maar liefst vijftien symptomen be schreven. nb Het is belangrijk om te beseffen dat zo’n op somming van kenmerken een kwestie is van afspraken tussen deskundigen. Zij hebben de negen meest ken merkende gedragingen vastgesteld bij een depressie en de vijftien meest kenmerkende gedragingen bij de normoverschrijdend-gedragsstoornis. Zo is dat ook

40

Made with FlippingBook Annual report