Rigter_Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen HD2

1 Introductie

stoornissen bij kinderen (vanaf hoofdstuk 5) worden de normale ontwikkeling op een bepaald gebied en on derscheidende kenmerken van de stoornissen behan deld. Op basis van deze informatie kan de vraag Wat is er aan de hand? beantwoord worden. Informatie over risico- en beschermingsfactoren kan antwoord geven op de vraag Hoe is dit zo gekomen? Gaspard van 14 speelt het liefst oorlogje. Hij gooit gra naten in een groep kinderen, maait zijn makkers met een machinegeweer neer of gaat met gebalde vuisten voor zijn opvoeders staan. Maar voor Gaspard is het geen spel. Als lid van de zogenoemde craps (Commandos de Recherche d’Action) stond hij tijdens de oorlog in Rwanda maanden lang in de vuurlinie. De kindereenheid van het voormalige Rwandese regeringsleger moest niet alleen schoenen poet sen en munitie dragen, maar werd er ook op uit gestuurd ommijnen op te sporen en strategische punten te lokalise ren. Weggerukt uit de strak gestructureerde omgeving van zijn bevelhebbers, reageert Gaspard verward en verloren in het psychiatrisch opvangcentrum van de Franse organi satie Afsea in Goma. Elke vreemdeling die zijn wereld bin nentreedt, wordt door zijn wantrouwige ogen getaxeerd als vriend of vijand […]. Maar dan krijgt hij mijn blocnote [van de verslaggever; jr] in de gaten en zijn ogen vullen zich met angst: ‘Zij is gestuurd door de rebellen om te spi oneren’, schreeuwt hij (De Temmerman 1994; jr). Merel (22) lijdt al zes jaar aan anorexia en moest de afge lopen drie maanden drie keer met spoed worden opge nomen, omdat haar gewicht naar een levensbedreigend minimum zakte. Merel, die nog thuis bij haar moeder woont, werd de afgelopen jaren verschillende keren voor haar eetstoornis behandeld. Acht maanden geleden kreeg ze een flinke terugval. Begin dit jaar werd ze opge nomen met een gewicht van 37 kilo en een extreem laag kaliumgehalte, waardoor gevaar dreigde voor een hart stilstand. Toen ze na een week weer thuiskwam en zich aanmeldde bij de kliniek waar ze eerder was behandeld, kreeg ze te horen dat ze twee maanden moest wachten op een intakegesprek (Visser 1999, bewerking jr).

Hiervoor staan vier voorbeelden van psychische pro blemen bij kinderen en jongeren. Bij elk voorbeeld kan de lezer zich vier vragen stellen: Wat is er aan de hand? Hoe is dit zo gekomen? Wat kan eraan gedaan worden? Hoe zal het hem of haar verder vergaan? (Koot 2000). Deze vier vragen vormen de richtlijnen bij dit boek. In elk hoofdstuk over een bepaalde groep psychische ‘Ik had niet genoeg aandacht’, antwoordt Monique (9) op de vraag waarom zij van een gewone basisschool naar de Roelant-Berk en Beukschool is gegaan, een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok). Later als ze groot is wil Monique een manege bouwen. ‘Omdat paarden mijn lievelingsdieren zijn’, zegt ze ernstig, terwijl ze zenuwachtig haar afgekloven nagels nog verder afbijt. ‘Haha, alle paarden op een stok’, lachen Martijn (12) en Kevin (11) aan de overkant van de tafel. ‘Nou!’ krijst Mo nique ineens. Tranen stromen over haar wangen en ze laat zich abrupt van haar stoel glijden. ‘Nee, nee, nee, ik wil weg!’ gilt ze als een stagiaire aan tafel haar op schoot probeert te trekken. Wild om zich heen trappend pro beert ze te ontsnappen. ‘Laat haar maar even’, reageert de remedial teacher. Monique kruipt rood aangelopen weg in een hoek van het lokaal. Duim in haar mond. Huilend (Kuijpers 2000). In de deuropening van de behandelkamer staat de bij na 4-jarige Henry. Het hem bekende wit van de dokters jassen en instrumentkasten straalt hem van alle kanten tegemoet. Hij houdt zijn kaken stijf op elkaar en kijkt heel boos. Volgens zijn moeder, die hem mee naar bin nen neemt, is hij een temperamentvol baasje. Henry is doodsbang voor alles in een wit schort, zegt zijn moeder. De tandarts, op een klein krukje op gelijke hoogte met Henry gezeten, wil na wat praten toch graag eventjes in zijn mond kijken. Henry vertikt het. Geen denken aan. Hij zit te draaien op zijn moeders been. ‘Eerst mama’, zegt hij. ‘Oké’, zegt de tandarts, ‘eerst mama.’ Mama spert be reidwillig haar mond open. ‘Dáár zit een kies, en daar nog een, en daar een tand’, zegt de dokter, die zich vervolgens weer tot Henry wendt: ‘Nu jij’ (Gerrits 1996).

25

Made with FlippingBook Annual report