Armoede en bestaansonzekerheid _Witte

1.3 • Gevolgen van armoede

gas, water en elektra niet meer kan voldoen en zelfs (tegenwoordig een bijna onmisbare voorziening) zich internet en een mobieltje niet kan permitte ren, leeft hij/zij in de ogen van velen in armoede. Een combinatie van deze factoren betekent ook het risico op straat te worden gezet en dus een dak loos bestaan te moeten leiden of in de crisisopvang terecht te komen. En wie structureel werkloos is en in de bijstand zit, komt over het algemeen moeilijk aan een baan. De kans op een neerwaartse spiraal neemt dus enorm toe. De gevolgen voor het gewone dagelijkse bestaan reiken ver: kapotte koel kast en televisie, versleten meubels en kleren niet kunnen vervangen, lid maatschap van (sport)verenigingen moeten opzeggen, de verwarming in de winter niet of nauwelijks aanzetten, afhankelijk zijn van voedselbanken en het dreigende gevaar schulden te maken en daardoor in de schuldhulp verlening te belanden. Arm zijn brengt ook behoorlijke gezondheidsrisico’s met zich mee. Wie arm is, eet doorgaans ongezond en eenzijdig, beweegt minder en stelt doktersbezoek soms uit. Niet alleen fysiek leggen armoede en geldzorgen druk op iemands gezond heid maar ook mentaal en geestelijk. Het veroorzaakt chronische stress en schuldgevoelens en leidt tot maatschappelijk isolement. Uit onderzoek blijkt dat bewoners in Nederland in de laagste inkomensklasse gemiddeld 7,5 jaar korter leven dan mensen in de hogere inkomensklasse (Pelgrim, 2018). Welke groepen mensen in Nederland leven onder de armoedegrens of lo pen de grootste kans onder de armoedegrens te moeten leven? Voor onze maatschappelijke positie zijn opleiding, het hebben van werk (inkomen) en sociale netwerken van grote betekenis. Volgens een studie van het SCP (Vrooman, 2014) is er in de Nederlandse samenleving een forse tegenstelling ontstaan tussen twee sociale klassen: aan de ene uiterste kant een gevestigde, succesvolle, relatief rijke bovenlaag van hoogopgeleiden met een sterke maatschappelijke positie (circa 15 pro cent van de bevolking). Aan de andere uiterste kant een weinig succesvolle, relatief arme en laagopgeleide ‘onderlaag’ met een zwakke maatschappelijke positie (circa 15 procent van de bevolking), het zogenoemde precariaat . Met daartussenin (70 procent van de bevolking) groepen als jongere kansrijken, comfortabel gepensioneerden, de werkende middengroep en de onzekere werkenden. De laatste groep loopt een gerede kans in het precariaat terecht te komen.

25

Made with FlippingBook - Online Brochure Maker