Ten Broeke-Praktijkboek Geïntegreerde Cognitieve Gedragstherapie

1 Geïntegreerde Cognitieve Gedragstherapie. Uitgangspunten en contouren

dig overkomen. Veel factoren hangen samen met die geloofwaardigheid. Deze factoren worden tot de therapeutische context gerekend. Onderzoek heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de therapeutische relatie en op de persoonlijke kenmerken van de therapeut, maar eveneens is de invloed op het behandelresultaat onderzocht van zaken als de behandelvorm (in groep of individueel), de lengte en de frequentie van therapie zittingen (weinig en lang of veel en kort) en oefeningen met of zonder de therapeut. Daarnaast is het denkbaar dat vele nooit of in mindere mate onderzochte contextvaria belen van invloed kunnen zijn op het behandelresultaat (Norcross & Wampold, 2018). ‘Therapeutische context’ is dus een tamelijk diffuus begrip waarbinnen in praktische zin de therapeutische relatie en de persoonlijke kenmerken van de therapeut voorals nog als de belangrijkste aspecten worden beschouwd. Binnen de cognitieve gedrags therapie bestaat geen breed, gedeeld model voor het vormgeven van de therapeutische relatie. In de meeste beschrijvingen gebruikt men termen als ‘directief ’, ‘coachend’ en ‘actiegericht’. Een speciale plaats is er voor de alom genoemde, maar opvallend weinig uitgewerkte en onderzochte socratische dialoog. Hierin probeert de therapeut, door het stellen van vragen, de patiënt zover te krijgen dat deze zelf de oplossingen voor zijn problemen formuleert. Binnen GCGt wordt de socratische dialoog beschouwd als een van de interactionele middelen waarmee de therapeut vorm kan geven aan de thera peutische context. Er zijn echter ook andere vormen mogelijk, waaronder een (over wegend) didactische interactionele stijl (zie Korrelboom & Ten Broeke, 2014, hoofd stuk 16; zie ook hoofdstuk 18 van dit boek). Als het therapeutisch aangrijpingspunt (niveau 1) is vastgesteld en de optimale the rapeutische context (niveau 2) van de aan te vangen therapie in kaart is gebracht, moet nog de vraag worden beantwoord wie er moeten (mee)veranderen om de kans op (blij vend) succes zo groot mogelijk te maken. We bevinden ons dan op het niveau van het ‘therapeutisch systeem’. 1.7.3 Niveau 3: het therapeutisch systeem Emotionele problemen beïnvloeden de omgeving van de patiënt, en andersom kan die omgeving de emotionele problemen van de patiënt beïnvloeden. Die invloed kan vele vormen hebben. Gunstige omgevingsinvloeden kunnen emotionele problemen redu ceren of het (her)optreden ervan voorkomen. Het omgekeerde komt natuurlijk ook voor, namelijk dat door ongunstige omstandigheden emotionele problemen juist op treden, verergeren of terugkomen. Om zulke invloeden zo goed mogelijk te kunnen inschatten en, waar nodig en mogelijk, te sturen, moet er vanuit GCGt ook oog zijn voor het systeem waarin de patiënt functioneert. Dat wil niet zeggen dat iedere behan deling een relatie- of gezinstherapie moet zijn, maar wel dat er ook altijd moet worden gekeken naar de manier waarop de naaste omgeving van de patiënt mogelijk betrokken is bij diens problematiek, en of er misschien sprake zou moeten zijn van een grotere of juist een minder grote betrokkenheid. Daarbij wordt zowel ‘omgeving van de patiënt’ als ‘wijze waarop die omgeving bij de behandeling wordt ingeschakeld’ ruim gedefini eerd. Voorbeelden van uitwerkingen van de genoemde systeemvisie zijn: voorlichting aan huisartsen over het omgaan met automutilerende borderlinepatiënten; afspraken met de bedrijfsarts over het re-integratietraject van een specifieke patiënt; trainingen

38

Made with FlippingBook flipbook maker