Arnold Bronkhorst, Jens van der Kerk & Nicolette Schipper-van Veldhoven - Een pedagogisch sportklimaat

Voorwoord

‘Naast het gezin en de school is de sportclub het derde opvoedmilieu.’ Deze zin keert geregeld terug in allerhande nota’s van gemeenten, ministeries, sportbon den, sportraden en adviescommissies. Wie het als eerste zo geformuleerd heeft is niet geboekstaafd, maar inmiddels is het een mantra van velen geworden. Velen binnen de sport en, kijk eens aan … ook steeds vaker van velen buiten de sport. Daar zijn ‘wij van de sport’ blij mee, maar het schept ook een verplichting. Im mers: als je naar de context van een sportclub kijkt (spel, regels, vrijheid, leeftijds genoten, oefenen, strijd) én naar het percentage kinderen en jongeren dat lid is van een sportclub, kun je inderdaad maar één conclusie trekken. Sporten bij een sportclub heeft impact. Niet alleen op de fysieke en motorische ontwikkeling, maar minstens evenzeer op de cognitieve, psychosociale en morele ontwikkeling van de jonge sporter. Op de sportclub worden waarden en normen overgedra gen, wordt geleerd om met winst en verlies om te gaan, wordt geleerd om door te zetten als het even tegenzit, worden vriendschappen gesloten, leer je samen te werken en afspraken na te komen. Dat gebeurt expliciet of impliciet, of je het wilt of niet: ‘als sportclub’ ben je ook een beetje opvoeder. Maar let op: áls de sportclub een belangrijk opvoedmilieu is, wil dat nog niet zeggen dat het ook altijd een góéd opvoedmilieu is. In een sociaal onveilig of pedagogisch onverantwoord sportklimaat kan sporten op een sportclub evengoed een verkeerde bijdrage leveren aan de ontwikkeling. Het kan juist leiden tot een negatief zelfbeeld, tot een misplaatst superioriteitsgevoel, tot géén respect voor iets wat afwijkt, of tot het onzalige idee dat er maar twee smaken zijn: winnen of verliezen. En de cijfers over grensoverschrijdend gedrag in de sport liegen er niet om. Eén op de vier jeugdigen heeft te maken met pesten en ongeveer één op de tien kinderen met seksuele intimidatie in de sport. Ook in de sport wordt de #MeToo-discussie gevoerd. Dit besef legt nogal een verantwoordelijkheid bij de sport en bij alle volwassenen die op de club actief zijn: bestuurders, trainers, coaches, scheidsrechters en officials; maar ook de ouders en zelfs de vrijwilligers in de kantine. Dit boek is een gezamenlijke productie van het programma Naar een Veiliger Sportklimaat (VSK) van de georganiseerde sport en het lectoraat Sportpedago giek, in het bijzonder naar een veilig sport- en beweegklimaat van Hogeschool Windesheim. Het VSK-programma van 2012 tot en met 2018 is gefinancierd door het Ministerie van VWS. Onder regie van NOC*NSF, de KNVB en de KNHB

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online