Anna van der Vleuten (red.) - De bestuurlijke kaart van de Europese Unie

1.4  Verdieping, verbreding en voltooiing van de markt (1969-1992)

enigd Koninkrijk was evenmin enthousiast en wenste het monetaire beleid in eigen hand te houden. Delors besefte dat hij de steun moest verkrijgen van de machtigste criticaster van een monetaire unie, de president van de Bundesbank Karl Otto Pöhl. Daarin slaagde hij door aan Pöhls eisen tegemoet te komen. In april 1989 werd het rapport-Delors gepresenteerd. Alle leden van het co mité, dus alle presidenten van de nationale banken, hadden hun handtekening onder het rapport gezet. De kern van het rapport was dat een Europees mo netair beleid gevoerd moest worden door een Europese Centrale Bank (ECB). Die zou worden vormgegeven volgens het model van de Bundesbank, dat wil zeggen: onafhankelijk van regeringen en met als enige taak het bewaken van de prijsstabiliteit – dus niet ook van de werkgelegenheid, zoals de Franse Centrale Bank deed. In juni 1989 besloten de lidstaten om het rapport-Delors als uit gangspunt te nemen voor een IGC over de EMU die van start zou gaan zodra de deelnemende economieën voldoende naar elkaar toe gegroeid zouden zijn. In het najaar van 1989 zou het hele integratieproces echter onverwacht in een stroomversnelling komen. 1.4.3 Twee zijden van één medaille (1989-1992) Na wekenlange demonstraties in de DDR en alsmaar groeiende vluchtelingen stromen uit Oost-Duitsland viel op 9 november 1989 de Berlijnse Muur. Het IJzeren Gordijn ging open. Bondskanselier Helmut Kohl wilde nu zo snel mo gelijk de Duitse hereniging , waarop de Duitsers al een halve eeuw wachtten, tot stand brengen. Er bestond echter scepsis bij de West-Europese partners. De Europese ge schiedenis had immers geleerd dat Duitse ‘verenigingsprocessen’ telkens een acute aanleiding vormden voor crises in de Europese orde. Volgens de oude logica van het machtsevenwicht liet de periode van Duitse eenheid (1871-1945) zien welke vernietigende gevolgen Duits overwicht kon hebben in een situa tie waarin het de overige mogendheden niet lukte een adequaat tegenwicht te vormen. In december 1989 besloten de lidstaten dat de Duitse eenwording en het Europese integratieproces twee zijden van één medaille vormden. De am bitieuze eenwordingsplannen van Kohl zouden hand in hand gaan met verdere verdieping van de Europese integratie. Dit betekende dat de onderhandelingen over de EMU werden geïntensi veerd, zodat een verenigd Duitsland nog hechter verankerd zou worden in Eu ropa en niet opnieuw een bedreiging zou kunnen vormen voor de buurlanden. De Franse president François Mitterrand en Kohl schreven hun Europese col lega’s in april 1990 een gezamenlijke brief waarin zij voorstelden om voor het einde van het jaar twee IGC’s te starten: één over de EMU en één over een Eu ropese Politieke Unie ( EPU ). Deze EPU moest zich onder meer richten op ver sterking van de democratische legitimiteit van Europese besluitvorming. Kohl hoopte zo in Duitsland het draagvlak voor de EMU te vergroten.

| 29

Made with FlippingBook HTML5