Kan ik daar wat aan doen? - Carin Wevers

2.3 • Zelfzuchtige dieren

bleem collectief aanpakken was in het voordeel van iedereen (zie verder paragraaf 11.2.3).

2.3.5 Helpen uit welbegrepen eigenbelang In zijn boek The Wealth of Nations (1776) benadrukt de Schotse filosoof Adam Smith (1723-1790) dat het leidende principe van de economie het najagen van het eigenbelang moet zijn omdat alleen dat tot economi sche groei leidt, waar uiteindelijk iedereen van profiteert: ‘Wij danken onze dagelijkse maaltijd niet aan de welwillendheid van de bakker, sla ger en bierbrouwer, maar aan hun welbegrepen eigenbelang’ (Smith, 1908, p. 25). Daardoor hebben we allemaal optimaal te eten tegen een lage prijs. Dit betekent echter niet dat je erop gericht moet zijn om ande ren zo veel mogelijk uit te buiten of dat je je kunt permitteren om je aso ciaal op te stellen. Want wie te veel geld vraagt voor zijn producten, zal uiteindelijk klanten verliezen en wie zijn arbeiders uitbuit, zal uiteinde lijk geen arbeiders meer vinden. Het concurrentieprincipe zorgt er vol gens Smith voor dat er geen gemeenschap van meedogenloze uitbuiters zal ontstaan. De visie van Smith is bekend geworden als ‘het principe van de macht van de onzichtbare hand’ en heeft veel invloed gehad op het klassieke liberalisme van de zogenoemde nachtwakersstaat (een staat die slechts tot taak heeft om de vrijheid en de eigendommen van zijn burgers te beschermen). De kapitalistischemarkteconomie wordt echter tot op de dag van vandaag verdedigd met dit argument. De beste manier om maatschappelijke problemen op te lossen, is iedereen de gelegen heid geven ongebreideld zijn eigenbelang na te jagen. (Merk op dat dit eigenlijk een altruïstisch gemotiveerde visie is: om het belang van allen te dienen, moet ik zo veel mogelijk mijn eigenbelang dienen!) Maar dit is wel een uitholling van het principe van de onzichtbare hand. Hiermee bedoelde Smith namelijk niet de wetten van de markt, maar de hand van God. Demarkt is niet immoreel, maar is onderdeel van Gods hulp aan de mens, en hij vooronderstelt dat iedereen een eerlijke kans heeft. Indien de markt die eerlijke kans ondermijnt, moet de staat volgens Smith wel degelijk ingrijpen. Zo moet de staat erop toezien dat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld om zich te scholen voor een bepaald beroep en moeten er voldoende banen zijn, zodat iedereen ook daadwerkelijk kan werken. De markt is voor Smith niet de plaats van de puur individuele ontplooiing, maar van het afstemmen van talenten en aanbod van de ene mens op de vraag van de andere, of van het ene land op de vraag van het andere. De wereld van Adam Smith is wel de wereld van de primitieve concur rentie genoemd (Heilbroner, 1990, p. 78). Tegenwoordig zien we echter dat er grote machtige monopolies zijn ontstaan, dat er handelsverdra

deel 1

animatie: the invisible hand

65

Made with FlippingBook Online newsletter