Kan ik daar wat aan doen? - Carin Wevers

2 • Helpen we elkaar uit eigenbelang?

blijkt echter wel dat de mensen die het mechanisme kennen in staat zijn om dit te negeren en sneller ingrijpen, ook als de rest van de groep niets doet. Dat lijkt een bevestiging te zijn van Freuds punt: als je je van het mechanisme bewust bent, kun je anders handelen. 2.3.4 Wedijver in goedgeefsheid Door diverse sociologen wordt het verlenen van onderlinge hulp ver klaard door het reciprociteitsbeginsel, oftewel het beginsel van weder kerigheid: ‘Ik geef opdat jij geeft.’ Je helpt je buren in de hoop dat je een beroep op hen kunt doen als dat nodig is. In hechte gemeenschappen waarin de onderlinge afhankelijkheid groot is, valt profiteursgedrag (wel nemen, niet geven) al snel op. Het is dus in je eigen belang om je solidair op te stellen (De Swaan, 1996, p. 39). Er bestaat nog een andere variant op het beginsel ‘Ik geef, want dat is goed voor mij’. We zien dit mechanisme bijvoorbeeld in de oudheid bij de Egyptenaren en de Grieken (zie paragraaf 1.2 en 1.3). In de middel eeuwen werd liefdadigheid onder invloed van het christendom naast een nastrevenswaardige deugd meer en meer een openbare aangele genheid waarmee eer te behalen viel. ‘Zo kon er zelfs een wedijver in goedgeefsheid ontstaan waarin de vrijgevige weliswaar een offer brengt maar daarmee voor zichzelf ook eer behaalt boven anderen, terwijl de profiteur in ieders ach ting daalt’ (De Swaan, 1996, p. 39). Ook de in de Verenigde Staten veelvuldig georganiseerde charity fairs zijn hier een voorbeeld van. De weldoeners krijgen respect en aanzien als ze genereus zijn. De door de televisie georganiseerde landelijke inza melingsacties kunnen we ook zo duiden. Door hun vrijgevigheid krijgen de bedrijven extra – relatief goedkopere – reclame en komen zo op een positieve manier in het nieuws. Een ander voorbeeld van het wederkerigheidsbeginsel wordt gegeven door de Nederlandse socioloog Abram de Swaan (1942). Hij is van me ning dat de verzorgingsstaat niet is ontstaan omdat we ons ineens be wust werden van onze morele verantwoordelijkheid jegens de armen, maar omdat de gevestigde orde haar belangen wilde veiligstellen. Tot ver in de negentiende eeuw werd de discussie over armoede bezield door angst voor plunderingen en het overdragen van besmettelijke ziek ten van armen, waarvan de rijken uiteraard ook last hadden. Dit pro

mooie voorbeel den in de serie Stof van Bas Haring

vraag aan de allerrijksten: waarom delen ze hun geld niet?

64

Made with FlippingBook Online newsletter