Joost van Iersel en Dienie van Wijngaarden-de Bodt - Samen werken aan gezondheid
deel 1
Hoofdstuk 1 • Gezondheid en welzijn
schillende tijdsgewrichten vergroot het inzicht in verschillende reacties op ver anderingen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog is het sociaal werk vooral tot ontwikkeling gekomen met behulp van particulier initiatief. Na de oorlog ontstond er, aan vankelijk via de protestantse en de katholieke zuil, een professionalisering van het maatschappelijk werk. In 1962 werd de eerste beroepscode voor de maat schappelijk werker vastgesteld. De overheid nam in de loop van de jaren zestig en zeventig steeds meer van de door het maatschappelijke middenveld ontwik kelde hulp over. Er was sprake van een ruime subsidiëring van zowel de indivi duele als contextgebonden hulpverlening. De verzorgingsstaat kwam tot bloei. In de jaren tachtig eindigde de groei van het voorzieningenniveau en kwam het sociaal werk om ideologische (minder afhankelijke burgers) en economi sche redenen (noodzaak tot bezuiniging) steeds meer onder druk te staan. De overheidsbemoeienis wisselde in de loop van de volgende decennia. Tot de jaren negentig was het streven van de nationale overheid om ‘de maat schappelijke participatie te bevorderen en de maatschappelijke achterstand te bestrijden’. Het sociaal werk kwam echter klem te zitten tussen de gemeenten, die verantwoordelijk waren voor de contractering en aansturing van de door fusies groot geworden welzijnsinstellingen, en de overheid, die middels gesub sidieerde projecten probeerde aan te sluiten bij de door haar geformuleerde collectieve en individuele doelstellingen. In de jaren negentig treffen we een ‘verweesd’ sociaal werk aan, dat zich een plaats moet verwerven binnen een via marktwerking georganiseerde dienstverlening. Om uit de klem van enerzijds het publieke opdrachtgeverschap en anderzijds de private uitvoering te komen, kregen de gemeenten de bal toegespeeld. Via de Wmo werd in 2007 een proces van decentralisering en deregulering in gang gezet en werden verantwoordelijkheden tussen burgers en overheden anders gedefinieerd. De Wmo streeft naar minder afhankelijkheid bij de burger en beperking van het uitgavenniveau. Gezien de uitslagen van de landelijke verkiezingen in het eerste decennium van de 21ste eeuw is de verwachting dat er voor de sterk stij gende collectieve uitgaven onvoldoende draagvlak zal bestaan onder de Ne derlandse bevolking en dat deze uitgaven dus niet meer haalbaar zullen zijn. Het gevolg is een bezuiniging en decentrale herverdeling van voorzieningen en een vergroting van concurrentie door meer marktwerking in de zorg. Werkers in de zorg en dus ook sociaal werkers moeten hierdoor steeds meer werken vanuit een groter kostenbewustzijn en vanuit een focus op efficiëntie, strevend naar goede service waarbij de burger zelf eerst aan zet is voordat de professionele voorzieningen in beeld komen. De afhankelijkheid van diensten die veel burgers in de verzorgingsstaat ken merkte, wordt hiermee door een combinatie van maatregelen verminderd. De burger wordt meer zelf verantwoordelijk voor zijn deelname aan de samenle ving, dient zelfredzaam te zijn en vanuit de eigen kracht zelf regie te nemen over
30
Made with FlippingBook - Online Brochure Maker