L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

11  •  De hellenistische tijd

Wetenschap In de hellenistische periode is een zekere splitsing ontstaan tussen de filoso- fie en de vakwetenschappen. Deze laatste floreerden vooral in Alexandrië. Zij werden gestimuleerd door Ptolemaeus I die daar het ‘Museum’ stichtte, dat een centrum van wetenschapsbeoefening vormde en een bibliotheek bevatte. Tot de beroemdste geleerden die er gewerkt hebben, behoren Euclides (ten tijde van Ptolemaeus I), grondlegger van de moderne wiskunde; Aristarchus van Samos (ca. 310-230 v.Chr.), die verklaarde dat de zon in het centrum van het heelal stond; Eratosthenes van Cyrene (eind derde eeuw v.Chr.), die de omtrek van de aarde wist te berekenen, en Archimedes van Syracuse (ca. 287-212 v.Chr.), be- kend door zijn berekening van het soortelijk gewicht van water en als ontwerper van militaire werktuigen. Filologen maakten kritische edities van Griekse wer- ken, die mede daardoor toen al ‘klassiek’ werden. Ook de medische wetenschap, in de vijfde eeuw door Hippocrates tot ontwikkeling gebracht, bloeide op en beleefde populariteit. In vele steden werden artsen aangesteld op stadskosten. De filosofen en wetenschappers die hier besproken zijn, waren voor zover wij kunnen nagaan mensen van Griekse origine. Slechts Zeno was een Cyprioot van Semitische afkomst. Hun denken was ook in hoofdzaak Grieks georiënteerd. Op wetenschappelijk terrein konden zij echter kennisnemen van de astronomische kennis die in Egypte en Babylonië voorhanden was. Astronomische waarne- mingen werden tot in de eerste eeuw n.Chr. in Babylonië in spijkerschrift geno- teerd. Babylonische astronomie kreeg nieuwe impulsen, vooral in de vaardigheid maans- en zonsverduisteringen te voorspellen. Astronomische dagboeken, lijs- ten van maansverduisteringen en andere data werden bekend in de Griekse we- reld. Aristoteles liet zich nog tijdens het leven van Alexander deze waarnemin- gen toesturen. Astronomische werken uit de Perzische tijd werden in het Grieks vertaald. De astronomie maakte in hellenistisch Babylon een wetenschappelijke revolutie door en Babylonische kennis werd gebruikt in Alexandrië, zoals door Aristarchus van Samos en later Claudius Ptolemaeus (ca. 100-170 n.Chr.), die overigens Aristarchus’ ideeën verwierp. De Babylonische astronoom Seleucus (ca. 150 v.Chr.) volgde Aristarchus. Seleucus vond ook uit dat de getijden werden veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de maan.

11.7 De Judeeërs (Joden) in de hellenistische tijd

Juda (Judea) had zich in de Perzische tijd, na de terugkeer van duizenden ballin- gen uit Babylonië, ontwikkeld tot een kleine tempelstaat binnen de grote satra- pie ‘Overzijde van de rivier’ (zie kaart 4.3). Na de veroveringen van Alexander de Grote kwam het eerst onder Ptolemeïsche en rond 200 onder Seleucidische heerschappij, dankzij de veroveringen van Antiochus III de Grote. Er woonden echter ook vele Judeeërs buiten Judea. We spreken dan ook wel van ‘Joden’ (zie

177

Made with FlippingBook HTML5