L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel II  •  De Griekse wereld

In het begin van de vijfde eeuw spitsten de tegenstellingen zich toe. In 480 (het jaar van Salamis!) probeerden de Carthagers heel Sicilië in handen te krijgen, maar de Syracusaanse tiran Gelo (485-478) bracht hun bij Himera een grote ne- derlaag toe. Hij maakte Syracuse tot de sterkste Griekse polis in het westen en de Griekse stad met de meeste inwoners na Athene door uit allerlei Griekse steden op Sicilië bevolkingsdelen te deporteren en in Syracuse te concentreren. Zijn broer en opvolger Hiëro I vernietigde de Etruskische zeemacht in 474 in de grote zeeslag bij Cumae (een Griekse stad in de buurt van Napels). Daarna nam de Etruskische macht geleidelijk af. De Etrusken vormden geen bedreiging meer voor de Griekse stadstaten, maar er kwamen al snel andere drei- gingen voor in de plaats. In Zuid-Italië gingen groepen Grieken op in de om hen heen wonende stammen en werden de resterende Griekse stadstaten geregeld bedreigd door de stammen in hun achterland. Tussen 282 en 270 v.Chr. geraak- ten ze geleidelijk allemaal onder het gezag van Rome. Enkele Griekse stadstaten die dichter bij Rome lagen, zoals Neapolis (nu Napels), waren al eerder, kort na het midden van de 4e eeuw v.Chr., definitief binnen het Romeinse machtsgebied gekomen. Na 270 beheerste Rome de gehele Italiaanse laars, met inbegrip van de Griekse poleis. Op Siciliëwoedde inhetmidden vande vijfde eeuwstrijd tussende Syracusanen en de Siciliërs in het binnenland. In de jaren 415-413 probeerde Athene de he- gemonie over Sicilië te krijgen (p. 126) en in 409 begon een eindeloze reeks oor- logen tussen de Grieken op Sicilië onder leiding van Syracuse en de Carthagers. Deze oorlogen duurden met tussenpozen tot in de derde eeuw v.Chr. en eindig- den pas toen Rome heel Sicilië veroverd had (241 v.Chr; p. 213). De voortdurende oorlogen hadden verstrekkende gevolgen voor de interne verhoudingen in de Griekse steden. Syracuse bijvoorbeeld kende alleen tussen 466 en 405 een periode van democratie, maar werd in de rest van de klassieke periode vrijwel steeds door tirannen geregeerd. Telkens weer wisten succesvolle generaals de macht te grijpen en een tirannie te vestigen. Zij steunden op hun huursoldaten en op de arme burgers, die van hen revolutionaire maatregelen als herverdeling van grond en delging van schuld verwachtten. De sterke vijandelijke druk plaatste de Grieken in de vierde eeuw voor de noodzaak zich in grotere eenheden te organiseren om militair sterk te staan. Twee mogelijkheden dienden zich aan: een statenbond van autonome poleis of een territoriale monarchie met een grote Griekse stad als versterkt centrum. Dit laatste was al geprobeerd door de tirannen Gelo en Hiëro I (zie hiervoor), maar hun familie kwam in 466 ten val. Deze oplossing werd opnieuw nagestreefd door de Syracusaanse tiran Dionysius I (405-367). Hij veroverde de oostelijke helft van Sicilië en de teen van de Italiaanse laars, hief allerlei Griekse stadstaten op, concentreerde de bevolking ervan in Syracuse en vestigde huursoldaten in leeg- gemaakte of nieuw gestichte steden die bij Syracuse hoorden. Zijn poging, en soortgelijke strevingen van latere Syracusaanse tirannen, strandden echter op het hardnekkige verzet van de Grieken die de autonomie van de stadstaten wil-

150

Made with FlippingBook HTML5