L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel I  •  Het oude Nabije Oosten

Figuur 1.2 Kleitablet uit Djebel Aruda, Syrië. Lengte 9,2 cm. Ca. 3400–3200 v.Chr. Het tablet bevat afdrukken van een rolzegel en een getal (372?). Een rolzegel is een cilinder met afbeeldingen in spiegelbeeld, dat door het af te rollen in de zachte klei de zegelafdruk te zien gaf. Zegels duidden personen of instel- lingen (tempel, paleis) aan. Het kleitablet is ontstaan uit de gewoonte goederen of vee te registreren door voorwerpjes van klei in een gesloten envelop van klei te sluiten. Bij controle

van de hoeveelheid diende men dan de envelop open te breken. Later noteerde men aan de buitenkant het aantal voorwerpjes dat de hoeveelheid goederen moest weergeven. In een volgend stadium werd er niet meer met de voorwerpjes gewerkt: de envelop werd een mas- sief kleitablet met getal. Latere kleitabletten hebben getallen met tekens voor de goederen. Zo ontstond het schrift. In een latere ontwikkeling werden de tekens ook gebruikt om een klank c.q. lettergreep aan te duiden. Dit tablet, bij een Leidse opgraving in Syrië gevonden, heeft een getallensystematiek die ook is aangetroffen in Mesopotamië en Zuidwest-Iran (Elam). Dit duidt op een intensief handelscontact over geheel Voor-Azië, al in het vierde millennium. Dezelfde conclusie kan men trekken uit de vaste motieven die overal op het aardewerk te zien zijn. De aanwezigheid van steden veroorzaakte in de oudheid niet de uit later tijd bekende tegenstelling van stedelingen tegenover plattelandsbewoners. In de meeste steden waren meer dan negen op de tien inwoners boer en zij verlieten dagelijks de stad om naar hun land te gaan. Een andere tegenstelling was in het Nabije Oosten van groter belang, namelijk de sedentaire levenswijze tegenover de nomadische. Landbouwers waren sedentair: zij veranderden niet van woon- plaats, omdat zij land moesten ontginnen en onderhouden. Veetelers waren no- madisch: zij trokken voortdurend rond om steeds nieuwe weidegronden voor hun vee te vinden. We moeten deze indeling echter niet te strikt toepassen. Primitieve landbou- wers vestigden zich soms slechts voor enkele jaren op een bepaalde plaats en trokken verder als de bodem uitgeput was. Veetelers trokken soms als semino- maden rond in een beperkt gebied, bijvoorbeeld van zomer- naar winterwei- den (we spreken dan van transhumance ), en bleven graag in de buurt van de nederzettingen van landbouwers om producten te ruilen. Soms ging een groep nomaden geheel of gedeeltelijk over op een sedentair leven en het kwam voor dat ze de macht in een stad overnam. Ook bezaten sommige landbouwers kud- den vee, die ze dan door herders lieten weiden, soms over grote afstanden. De vertegenwoordigers van de beide levenswijzen stonden gedurende de gehele oud-oosterse geschiedenis in een haat-liefdeverhouding tegenover elkaar: haat

22

Made with FlippingBook HTML5