Harry Paus, Adri van den Brand e.a. - Portaal

1.6 Uitgangspunten

1.6.1 Uitgangspunten Portaal Onderwijs geven beweegt zich altijd tussen de twee uitersten van begeleiden en sturen . De leerkracht in het eerste uiterste laat de leerlingen bijvoorbeeld zelf on derzoeken. Hij zorgt ervoor dat ze in een uitnodigende omgeving taalervaringen kunnen opdoen en geeft ze zo nu en dan een duwtje in de rug om ze verder te hel pen, maar hij blijft zelf op de achtergrond. Deze leerkracht is vooral een begeleider. De leerlingen krijgen de gelegenheid om te leren, en soms weet de leerkracht niet precies waar hij zal uitkomen. Aan het andere uiterste bevindt zich de leerkracht die precies van tevoren heeft bepaald wat de leerlingen tijdens een les moeten leren. Hij weet ook langs welke weg dat moet gaan gebeuren. Aan het einde van de les weet hij of de doelstelling is bereikt: de leerlingen kunnen aangeven wat ze hebben geleerd. Wat de beste keuze is, is niet zomaar te zeggen en is ook afhankelijk van de situatie en de leerstof. Bij het aanvankelijk lezen moeten leerlingen letters kunnen koppe len aan klanken, iets wat geoefende lezers razendsnel kunnen. Om dit te oefenen, bieden leerkrachten leerlingen vaak oefeningen aan die uitsluitend gericht zijn op het leren koppelen van klanken en tekens. Dat soort taken is op zich niet beteke nisvol voor leerlingen, maar veel leerkrachten vinden het belangrijk om hun leer lingen zo snel mogelijk tot actieve lezers te maken. Natuurlijk zullen zij vanaf het begin van het onderwijs in lezen steeds benadrukken wat je allemaal kunt doen met lezen (en schrijven) om de leerlingen ervan te overtuigen dat de te leren vaar digheden functioneel zijn. Wij kiezen voor een balans tussen de twee uitersten. We zijn er voorstander van dat taalactiviteiten zo veel mogelijk vanuit gezamenlijke ervaringen en vanuit een betekenisvolle context worden georganiseerd, maar dat daarnaast oefenactiviteiten worden opgezet en doelgerichte instructies worden gegeven om leerprocessen te versnellen. Belangrijk voor de leerkracht is dat hij: ■■ weet vanuit welke uitgangspunten de gehanteerde methode (als hij die ge bruikt) is geschreven; ■■ materiaal uit verschillende methoden kan selecteren om in lessen te gebruiken; ■■ ook buiten de methode om lessen kan ontwikkelen; ■■ reflecteert op zijn eigen handelen en een onderzoekende houding aanneemt, gericht op verbetering van de kwaliteit van zijn onderwijs; ■■ de gemaakte keuzes kan verantwoorden aan leerlingen, ouders, collega’s, in spectie/overheid. Op schoolniveau is het belangrijk dat er een taalbeleid is ontwikkeld waarin de ge maakte keuzes zijn verantwoord. Zie daarvoor hoofdstuk 14.

47

Made with FlippingBook - Online magazine maker