Harry Paus, Adri van den Brand e.a. - Portaal

1.3 Inhouden en doelen

Voordat de leerlingen de basisschool bezoeken, hebben ze al veel taal geleerd: met twee van de vier vaardigheden – spreken en luisteren – kunnen ze behoorlijk uit de voeten. En als ze dat ook nog in het Nederlands kunnen, zijn ze al een heel eind. Voor de twee andere taalvaardigheden is veel meer nodig, want zonder systema tische instructie en veel doen leren de meeste leerlingen niet lezen, schrijven en spellen. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 gaan we uitgebreid in op de vier taal vaardigheden. Een andere belangrijke inhoud van het taalonderwijs betreft de woordenschat. Woordkennis is van fundamenteel belang voor de taalvaardigheid: zonder woor den geen taal. Methodemakers hebben de laatste decennia steeds meer en steeds explicieter aandacht besteed aan woordenschatonderwijs. Woordenschat speelt een rol bij alle domeinen van het taalonderwijs: spreken, luisteren, lezen en schrij ven. Hoofdstuk 8 richt zich op woordenschat. Via (luister)boeken en digitale media maakt een leerkracht leerlingen wegwijs in de wereld waarin ze leven. Dit is het domein van de jeugdliteratuur. Leerlingen komen via boeken en andere media in aanraking met verschillende culturen, leven zich in anderen in en genieten van verhalen. Daarnaast dient het aanbieden van jeugdli teratuur een taalverwervingsdoel. In de verhalen wordt immers veelal een andere taal geboden dan de gesproken taal, er komen bijvoorbeeld stijlfiguren voor (zoals de repetitio of de herhaling, de hyperbool of de overdrijving) en er wordt archa ïsche taal gebruikt (in bijvoorbeeld historische verhalen). Door leerlingen op het spoor te zetten van al die verschillende woorden, schrijfstijlen, doelen en genres kun je ze stimuleren deze kennis te gebruiken als ze zelf een tekst moeten of willen schrijven. In hoofdstuk 10 staat jeugdliteratuur centraal. Als we het schema verder bekijken, komen we uit bij nog een belangrijke inhoud van het taalonderwijs. Leerlingen leren in het onderwijs te reflecteren op taal en op taalgebruik. Met andere woorden: ze gebruiken niet alleen taal, maar denken ook na over de taal zelf. We noemen dat taalbeschouwing . Taalbeschouwing is om twee redenen belangrijk. De eerste reden is dat leerlingen door middel van die reflectie zelf bewuster gaan spreken, luisteren, lezen en schrijven. De reflectie is dan onder steunend voor het ontwikkelen en het bewust hanteren van taal. De tweede reden is dat taal zo’n fascinerend fenomeen is, zo’n prachtig verschijnsel en zo’n belang rijk cultuurelement dat het beschouwen daarom alleen al de moeite waard is. Zoals je bij aardrijkskunde de kringloop van het water niet alleen bestudeert om er con sequenties uit te trekken voor duurzame ontwikkeling, maar ook omdat het zo’n interessant verschijnsel is, zo kunnen leerlingen bezig zijn met taalbeschouwing. Ze kunnen zien hoe taal in elkaar zit en nieuwsgierig zijn naar de functies ervan. Ze bestuderen taal dan als een belangrijk aspect van onze culturele omgeving. Dat de taal als onderwerp voor jonge kinderen al aantrekkelijk is, merk je bijvoorbeeld als de leerkracht in de onderbouw aan de slag gaat met rijmen: ook buiten de les

35

Made with FlippingBook - Online magazine maker