Herman Veenker, Henderien Steenbeek, Marijn van Dijk en Paul van Geert - Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool
1.2 Op de schouders van reuzen
Het sociale leren bij Dewey John Dewey gaat uit van een sociaal perspectief, waarin kinderen leren door actief deel te nemen aan activiteiten. Dewey heeft als onderwijspedagoog veel invloed (direct of indirect) gehad op het denken over onderwijs, met name op de ‘reform pedagogen’ zoals Montessori, Parkhurst (daltononderwijs), Petersen (jenaplan), Steiner, Ligthart en Boeke; ook nam hij ideeën van anderen – hetzij kritisch, zoals van Fröbel – over (Berding & Miedema, 2007). Al deelnemend aan gezamenlijke activiteiten ontwikkelen kinderen hun in dividualiteit. Dewey meent dat mensen niet als individuen met een ‘ik’ worden geboren, maar ‘uitgroeien tot een “ik” doordat ze in een gemeenschap worden opgenomen waarin ze gezamenlijke activiteiten ondernemen met taal als samen bindend element’ (Berding & Miedema, 2007). De sociale kijk op ontwikkeling is ook zichtbaar waar het gaat om betekenisvol onderwijs. Dewey spreekt van emergent meaning (ontluikende betekenis) wan neer hij bedoelt dat begrip pas echt blijkt als je iets aan iemand anders moet uitleggen. Een leerkracht moet leerlingen helpen door goed te luisteren en goed te observeren. ‘De leraar en de leerlingen moeten in en door het overleg met elkaar zoeken naar het verhaal (= de betekenis) achter de woorden en de dingen waarop de gezamenlijke aandacht is gericht’ (Carpay, 2002, p. 319). Over de kennis en vaardigheid van de leerkracht stelt Dewey dat deze een expert moet zijn: ‘Volgens Dewey moeten de leerlingen met de hulp en de sociale ondersteuning van een expert leren ervaren wat de betreffende leertaak voor een beginner zoal inhoudt’ (Carpay, 2002, p. 319). ā ā Leren is een sociaal proces en vindt plaats in de interactie tussen personen. De leerkracht zegt bijvoorbeeld:‘Wou jij spuiten? Ik ga zo dit ding induwen’, waar opWesley reageert met: ‘Eh, d’r gebeurt eh watssh.’ Er ontstaat een dialoog. ā ā Kennis wordt geconstrueerd aan de hand van cognitieve conflicten (zoals: ‘Ik duw hier hoor, ik heb niet daar geduwd’door de leerkracht), verdiepende vra gen (‘Die spuit terug? En dan?’) en vragen om uitleg (‘Hoe kan dat nou?’) van de leerkracht en komt tot stand in het handelen vanWesley. ā ā Autonomie:Wesley krijgt autonomie;magvragen stellen, voorstellendoen,ma nipuleren. Zo zegtWesley bijvoorbeeld:‘Nee. Mag ik alstublieft even spuiten?’ ā ā De leerkracht maakt een inschatting van de zone van actuele ontwikkeling en van de zone van naaste ontwikkeling. Vooraf heeft hij een inschatting ge maakt door de keuze van de taak (onderwerp, moeilijkheid). De leerkracht probeert aan te sluiten bij de eigen (voor)kennis vanWesley, zoals blijkt uit de vraag: ‘Kun jij het ook?’wanneer Wesley zegt dat hij het niet zo precies weet. Vanuit sociaal-constructivistisch perspectief laat het filmpje van Wesley de vol gende kenmerken en mechanismen zien:
37
Made with FlippingBook Digital Publishing Software