Herman Veenker, Henderien Steenbeek, Marijn van Dijk en Paul van Geert - Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool

6 De taak en de leeromgeving

Mogelijke leerdoelen:  roleigenschap van ronde kogelvorm  principe van nokkenas  effect zwaartekracht bij scheef vlak  transport naar boven mogelijk m.b.v. nokkenas  kinetische energie

Tijdens de interactie zijn cognitieve conflicten belangrijk. Ze bouwen geleidelijk het denken op. Het voorbeeld laat de verbazing van het kind over het door de leerkracht gecreëerde cognitieve conflict zien. Interessant is dat het kind binnen de context van deze taak nu een complexere redenering opzet. Het kind geeft niet één argument, namelijk dat het zwaar is, maar het combineert nu twee argumen- ten (Meindertsma, 2014, p. 71). We kunnen een cognitief conflict definiëren als een tegenstelling tussen wat je als persoon in een bepaalde situatie verwacht, op basis van alle kennis en inzich- ten die je hebt, en wat je vervolgens in die situatie waarneemt. Er is pas sprake van een cognitief conflict als je die tegenstelling ook opmerkt, en daarop reageert met verbazing. Bovendien moet je dan graag willen weten hoe het komt dat jouw verwachting niet overeenstemt met de waargenomen feiten. We noemen het een cognitief conflict omdat je waarneming als het ware in con- flict is met je verwachting, die gebaseerd is op de kennis die je hebt. Dat laatste is een belangrijke voorwaarde om over een cognitief conflict te spreken. Immers, een verwachting die nergens op gebaseerd is of die volstrekt willekeurig is, zal nooit tot een cognitief conflict leiden. Dit komt omdat er geen kennisbasis is gebruikt bij het tot stand komen van de verwachting. De ervaring die de leerling opdoet komt dan ook niet in conflict met zijn kennisbasis. Daarom is het erg belangrijk leerlingen niet alleen naar een verwachting te vragen, maar ook te vragen naar een verklaring. Ook al is de gegeven verklaring in jouw ogen gezocht, het kan voor de leerling betekenisvol zijn. Door erop door te vragen, kun je erachter komen op welke wijze de verklaring voor de leerling betekenisvol is. Bij het doorvragen kun je mogelijk meerdere verklaringen in het antwoord van de leerling ontdekken. Je bent dan variaties in het denken van de leerling op het spoor en je ziet dan variabiliteit. In het voorbeeld hiervoor zie je dat de leerling zegt : ‘Omdat het licht is. Maar toen ik het vasthield, was het een beetje zwaar.’ Dit is in zekere zin ook een vorm van variabiliteit, omdat de leerling varieert in het bedenken van verklaringen en af begint te tasten wat zwaar en licht nu precies te maken hebben met drijven en zinken. Het opent de weg naar een ander type ver- klaring, namelijk soortelijk gewicht. Wanneer het niet meer lukt om een ervaring in te passen in de oude kennisstructuur, is de leerling eraan toe om de structuur van zijn denkwijze bij te stellen. Variabiliteit is daarbij belangrijk omdat hierin de oplossingsrichting voor de leerling kan zijn verborgen.

166

Made with