Rosemarie Buikema & Liedeke Plate (red.) - Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur

1 – Feminisme als strijdtoneel

en tegen het krijgen van kinderen was). Het feminisme van De Beauvoir wordt dan wél gezien als feminisme, maar níét als het feminisme van de door derdegolffemi nisten gewenste soort. Disidentificatie biedt de mogelijkheid het vroege werk van Amerikaanse feministen en hun referenties naar De Beauvoir als volgt op te vatten: ze waren het niet allemaal klakkeloos eens met De Beauvoir, maar om hun eigen feministische stellingname vorm te geven, moesten ze als het ware wel via De tweede sekse van De Beauvoir gaan, omdat ze dat boek nu eenmaal tot hun beschikking had den. Omdat feminisme in de verschiltraditie aanvankelijk de door het patriarchaat ingegeven moeder-dochterrelatie omkeerde en ophemelde, werd De Beauvoir auto matisch tot de symbolische moeder van Amerikaans tweedegolffeminisme. Europese feministen namen vervolgens ook kennis van het werk van De Beauvoir, omdat zij Amerikaanse teksten gingen lezen. Disidentificatie maakt het mogelijk generationaliteit te doordenken als iets dat noch slechts rivaliteit noch slechts continuïteit inhoudt. Het heeft oog voor zowel continuïteit tussen vrouwen, als specifieke relaties van ongelijkheid tussen vrouwen onderling (bijvoorbeeld op basis van natie, etniciteit, seksualiteit, klasse, lichamelijk heid). Door uit te gaan van disidentificatie is een feministische ‘golf ’ of generatie noch geheel nieuw en dus op dialectische wijze gerelateerd aan een eerdere golf of genera tie, noch helemaal hetzelfde en dus een simpele kopie of herhaling. Disidentificatie maakt het mogelijk over zowel continuïteit als verandering in feministisch denken te spreken. Ze erkent golven of (generationele) positioneringen én laat zien dat het aloude patroon van rivaliteit tussen vrouwen niet wordt herhaald. De geschiedenis van De tweede sekse laat zien dat bij het nadenken over feminisme altijd de dimensies van (nationale) locatie en van generatie in ogenschouw moeten worden genomen. Tegelijkertijd toont de analyse van het verhaal van De Beauvoir dat noch locatie noch generatie stabiele begrippen zijn. Er moet aandacht zijn voor een mogelijke (trans-Atlantische) reis die een tekst of beeld maakt en voor generationele overdracht . Generationele overdracht bestaat noch uit het automatisch afwijzen van vroeger feministisch werk, noch uit het klakkeloos accepteren ervan. In onze her vertellingen van feministische geschiedenis moeten we ons dus afvragen waar femi nistisch denken of feministische theorievorming ontstaat (en die locatie mag best in beweging zijn, of meervoudig), en wie dat denken produceert of produceren.

Noten

1 In het origineel van dit citaat schrijft De Beauvoir vrouw-zijn toe aan de ‘fysiologische structuur’ van bepaalde lichamen. Zowel het feministische poststructuralisme als de queer en trans theorievorming hebben hierop gereageerd (zie bijvoorbeeld Butler 1986; Gatens 2003). Steeds wordt het punt gemaakt dat hedendaagse theorievorming vertrekt vanuit De Beauvoirs inzichten in gegenderde binaire opposities en hiërarchie.

37

Made with FlippingBook - Online catalogs