Marilene Gathier en Marieke Goedegebure - Beter Nederlands spreken

hoofdstuk 1  Kennismaken

OEFENING 6

Luister naar de dialoog op het kopieerblad en lees mee.

OEFENING 7

a Luister naar de volgende woorden. b Onderstreep de lettergreep met nadruk, bijvoorbeeld: bin-nen. c Controleer je antwoorden. d Zeg de woorden na.

1 Maar-ten 2 blaf-fen 3 U-trecht 4 kin-de-ren 5 be-spre-ken

6 naam-bord-je 7 voor-stel-len 8 su-per-markt 9 aar-dig 10 moei-lijk

De stomme e [ ə ]

De letter ‘e’ zonder nadruk klinkt als de [u] van bus . Dit noemen we de ‘stom me e’. We schrijven deze klank in de kaders zo: [ ɘ ]. De stomme e heeft nooit de nadruk en is dus altijd kort. De stomme e [ ɘ ] komt heel vaak voor in het Nederlands: 1 In voornaamwoorden zonder nadruk: j e , z e , m e [j ɘ , z ɘ , m ɘ ] enzovoort. 2 In de lidwoorden: d e , ee n en h e t [d ɘ , ɘ n, (h) ɘ t]. 3 In meervoudsvormen: boodschap – boodschapp e n / woon – won e n. 4 In verkleinwoorden: baantj e , naambordj e [baantj ɘ , bortj ɘ ]. 5 In andere achtervoegsels* met een e : bakk e r, lep e l, leuk e [bakk ɘ r, leep ɘ l, leuk ɘ ]. 6 In voltooide deelwoorden: g e zien, b e dankt [g ɘ zien, b ɘ dankt]. 7 In andere voorvoegsels* met een e , bijvoorbeeld: v e rgeten, t e vreden [v ɘ r geet ɘ n, t ɘ vreed ɘ n]. Let op: Ook de achtervoegsels* -ig en -lijk spreken we uit met een stomme e: twint i g, aard i g, moeil ij k [twint ɘ g, aard ɘ g, moeil ɘ k]. * voorvoegsel = prefix; achtervoegsel = suffix

23

Made with FlippingBook flipbook maker