Ellen Gerrits, Mieke Beers, Gerda Bruinsma en Ingrid Singer - Handboek taalontwikkelingsstoornissen

1.7  Taalinput en taalontwikkelingsstoornissen

2008). Door hierover een open dialoog aan te gaan, leren ouders passende ma nieren van interactie met hun kind ontdekken en toepassen.

1.7.3 Taaldeprivatie Veel wetenschappers gaan ervan uit dat het vermogen om taal te ontwikke len aangeboren is. Een kind ontwikkelt taal echter niet in een vacuüm; de in put vanuit de omgeving is bepalend voor de taal die het gaat gebruiken (Pin ker, 1994). Hart en Risley (1995) toonden aan dat de totale hoeveelheid taal die een kind hoort van zijn ouders een voorspeller is voor de taalontwikkeling op peuterleeftijd. Wanneer een kind geen of onvoldoende input uit de omgeving krijgt, spreken we van deprivatie. Een kind zal de moedertaal dan minder vlot en goed ontwikkelen en lijkt wat dit betreft op een kind met TOS. Bij kinderen met TOS is de oorzaak echter niet gelegen in de omgeving, maar in het kind. Kinderen met TOS hebben een aangeboren verminderd vermogen om de moe dertaal te leren (Gerrits & Van Niel, 2012). Natuurlijk is het ook mogelijk dat de oorzaak van een taalachterstand zowel in de omgeving (te weinig input) als in het kind (TOS) ligt. Volledig ontbreken van taalinput In het extreemste geval van deprivatie krijgt het kind geheel geen gesproken taalinput. In de literatuur worden enkele casussen besproken, zoals die van het Franse jongetje Victor, dat tot zijn twaalfde levensjaar alleen in een bos zou heb ben geleefd en in 1800 werd gevonden. Ondanks intensieve pogingen om hem te leren spreken, bleef zijn vocabulaire beperkt tot enkele losse woorden (Lane, 1976). Het is niet duidelijk of bij Victor sprake was van andere beperkingen die gevolgen hebben gehad voor zijn taalontwikkeling. Er zijn ook casussen beschreven van kinderen die weliswaar in een huis met andere mensen leefden, maar bij wie de interactie met hun omgeving werd be perkt tot minimale verzorging waarbij nauwelijks gesproken werd. Het bekend ste voorbeeld is dat van Genie, een op 13-jarige leeftijd ontdekt meisje dat ruim elf jaar in isolatie had doorgebracht. Vanwege haar vaders intolerantie voor ge luid werd vrijwel niet gesproken in het huis of tegen Genie, en haar taalproduc tie en taalbegrip waren dan ook ernstig verstoord. Genie ontwikkelde zich in de jaren na haar bevrijding op lexicaal semantisch gebied vrij aardig, maar bleef al tijd de grootst mogelijke moeite houden met de syntactische en morfologische aspecten van taal (Curtiss, 1977). Bij dit soort gevallen van extreme verwaarlozing is het niet duidelijk of al leen het gebrek aan input heeft geleid tot de blijvende problemen met taalver werving, of dat die ook een gevolg zijn van het extreme trauma en de cognitieve achterstanden die deze kinderen hebben opgelopen.

47

Made with FlippingBook - Online catalogs