Ellen Gerrits, Mieke Beers, Gerda Bruinsma en Ingrid Singer - Handboek taalontwikkelingsstoornissen
1.7 Taalinput en taalontwikkelingsstoornissen
Implicaties voor diagnostiek Zowel bij simultaan als bij sequentieel meertalig opgroeiende kinderen kan TOS voorkomen. De prevalentie van TOS wordt geschat op 7% (Tomblin et al., 1997) en er is geen reden om aan te nemen dat de prevalentie bij tweetalig opgroeiende kinderen hiervan verschilt. Als de taalontwikkeling bij een meer talig kind niet goed verloopt, is de meertaligheid wel een complicerende factor bij de diagnostiek. De taalontwikkeling in alle talen die het kind spreekt en/ of begrijpt moet worden vergeleken met de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod in die talen. Dit houdt in dat een uitgebreide anamnese meerta ligheid moet worden afgenomen, waarin het taalaanbod in verschillende talen zorgvuldig in kaart wordt gebracht. De instrumenten die voor deze anamne se gebruikt kunnen worden, komen aan de orde in paragraaf 3.2. Vervolgens moet de taalontwikkeling van het kind in alle talen in kaart worden gebracht. In het Nederlands zal dit plaatsvinden door logopedisch en eventueel linguïstisch onderzoek, waarbij gebruikgemaakt wordt van instrumenten die genormeerd zijn voor de doelgroep, aangevuld met analyse van spontane taal (zie paragraaf 3.3.5). Bij het uitvoeren van diagnostiek om TOS te identificeren en de aard en de ernst hiervan te bepalen, kan de Richtlijn multidisciplinaire (spraak en taal)-diagnostiek van meertalige kinderen worden benut (Blumenthal, 2012). In de andere taal die het kind aangeboden krijgt, zal in de meeste gevallen gebruik gemaakt worden van een (professionele) tolk, die samen met de onderzoeker de taalvaardigheid in kaart brengt. De tolk vervult een belangrijke rol bij de anamnese, de diagnostiek en de adviesgesprekken. De richtlijn geeft aan dat gebruikgemaakt moet worden van speciaal opgeleide tolken. Deze tolken zijn bekend met het doel van het onderzoek en met de diagnostische instrumen ten die gebruikt worden, zoals de taaltests en het linguïstisch onderzoek door middel van spontanetaalanalyse. Een tolk vertaalt niet alleen het gesprek tussen de logopedist en het kind en de ouders, maar vertaalt ook bij het afnemen van taaltests en bij het afluisteren van de spontanetaalopname voor het linguïstisch onderzoek. De richtlijn beschrijft de wijze waarop dit dient te gebeuren en het belang van een goede voorbereiding en afstemming door de onderzoeker en de tolk. Dit gebeurt in drie fasen: ■■ briefing (uitleg over het te verwachten onderzoek); ■■ interactie (interactie met het kind en eventueel diens ouders tijdens ge sprekken en testafnames); ■■ debriefing (wederzijdse feedback tussen onderzoeker en tolk). Bij het ontbreken van genormeerde instrumenten zal de taalvaardigheid meest al bepaald worden aan de hand van spontanetaalanalyse volgens de methode van Julien (2008; zie paragraaf 3.3.5). Ook dynamische diagnostiek kan een ma nier zijn om een indruk te krijgen van TOS (Julien, 2007). Hierbij wordt volgens een protocol hulp geboden bij het testen, waardoor kan worden vastgesteld hoe snel een kind de stof oppikt. Dit maakt het leerpotentieel van het kind inzich-
45
Made with FlippingBook - Online catalogs