Ellen Gerrits, Mieke Beers, Gerda Bruinsma en Ingrid Singer - Handboek taalontwikkelingsstoornissen
1 Taalontwikkelingsstoornissen
leren (Watkins & Jenkinson, 2016). Bij het procedureel leren draait het om se quentiële processen die via impliciet en statistisch leren routine worden, zoals het leren spreken, lezen en fietsen. Het leren gebeurt gradueel en door veelvul dige herhaling; een geleerde routine kan snel en automatisch worden toegepast. Volgens de PDH veroorzaakt een stoornis in het procedurele systeem proble men in het leren van taalregels (fonologie, morfologie en syntaxis) en het le ren van nieuwe woorden (woordvorm, lexicon). Daarnaast kunnen TOS-symp tomen verklaard worden vanuit compensatie van het aangedane procedurele geheugen via het declaratief geheugen. In het declaratief geheugen vindt be wust en expliciet leren plaats van algemene kennis over de wereld en kennis van woorden. Dit geheugen is bij kinderen met TOS relatief intact (Lum, Ullman & Conti-Ramsden, 2015). De PDH wordt bevestigd in de meta-analyse van Lum, Conti-Ramsden, Mor gan en Ullman (2014) met acht studies waaraan 186 kinderen met TOS deel namen en waarin de serial reaction time (SRT)-taak is gebruikt. De SRT-taak is een visuele taak. Hierbij worden op verschillende locaties op het scherm één voor één vier afbeeldingen zichtbaar gemaakt. In een serial block is sprake van een vast patroon in de schermposities van de vier opeenvolgende afbeeldingen; in een random block is de positie willekeurig. De proefpersoon kiest met een knoppenkastje op welke positie de afbeelding wordt weergegeven. Uit de me ta-analyse blijkt dat kinderen zonder neurologische ontwikkelingsstoornissen de volgorde in het serial block leerden voorspellen. Doordat ze het patroon gin gen herkennen, was hun reactietijd sneller in het serial block dan in het random block. Dit leereffect ontbrak bij kinderen met TOS; er was geen significant ver schil in hun reactietijden op stimuli in de serial en de random blocks. Kinderen met TOS bleken ook in verschillende andere studies slechter in het leren van een patroon, wat volgens de auteurs de PDH bevestigt. In andere studies werd juist nagegaan of het declaratieve geheugen inderdaad relatief onaangedaan is bij kinderen met TOS. Bishop en Hsu (2015) hebben dit getest met een taak waarbij het leren van woorden werd onderzocht. Bij het leren van woorden speelt zowel het procedurele als het declaratieve geheugen een rol. Het procedurele geheugen is betrokken bij woordvinding en het verbale werkgeheugen. Verwacht werd dat kinderen met TOS door het zwakke verbale werkgeheugen moeite zouden hebben met het snel leren van nieuwe woorden. Woordleren wordt eenvoudiger wanneer het declaratieve geheugen wordt in geschakeld – dit betekent langzaam en met veel herhaling woorden leren in een rijke semantische context. Nog meer toegespitst op woordleren voorspelt het zwakke verbale werkgeheugen volgens Bishop en Hsu (2015) dat kinderen met TOS bij het leren van nieuwe woorden meer moeite zullen hebben met het leren van de woordvorm dan met het leren en onthouden van de woordbetekenis. In
38
Made with FlippingBook - Online catalogs