Ellen Gerrits, Mieke Beers, Gerda Bruinsma en Ingrid Singer - Handboek taalontwikkelingsstoornissen

1.6  Oorzaken van taalontwikkelingsstoornissen

De resultaten laten zien dat (subgroepen van) kinderen met TOS minder goed op deze taken presteren dan kinderen zonder TOS, maar het blijft onduide lijk wat de aard van het spraakperceptieprobleem is en wat de relatie is tussen spraakperceptie en de taalproductieproblemen van deze kinderen. Deze relatie lijkt er niet te zijn in interventiestudies: het trainen van de spraakperceptie, zoals in het programma Fast ForWord , had geen positief effect op de taalvaardigheid (Schwartz, 2009; Strong, Torgerson, Torgerson & Hulme, 2011). Net als in het geval van auditieve verwerkingsproblemen (Moore, Fer guson, Edmondson-Jones, Ratib & Riley, 2010) wordt nu gedacht dat de zwak kere spraakperceptiescore veroorzaakt wordt door verminderde aandacht, en niet door een verstoorde auditieve (spraak)verwerking. In een tweede stroming binnen de cognitieve verklaringen staat een stoornis in het geheugen centraal. Als bewijs hiervoor worden de zwakke scores op de nonsenswoordenrepetitietaak genoemd. Vrijwel alle kinderen met TOS sco ren zwak op het nazeggen van nonsenswoorden (meestal vanaf een lengte van drie syllaben). Zwakke nonsenswoordenrepetitie wordt een clinical marker genoemd, omdat ze voorkomt bij alle leeftijden en vormen van TOS en rela tief ongevoelig is voor ongewenste neveneffecten, zoals opleiding moeder, cul tuur en meertaligheid (Botting & Conti-Ramsden, 2001). Volgens Bishop et al. (2012) is het niet goed kunnen nazeggen van nonsenswoorden door de moeder zelfs een voorspeller van TOS bij het kind. In andere studies wordt echter ge suggereerd dat er een subgroep TOS-kinderen is die als ze ouder zijn wel goed nonsenswoorden kunnen nazeggen. Deze subgroep lijkt de zwakke nonsens woordenrepetitie te compenseren door een toename in fonologisch bewustzijn als gevolg van het leren lezen. Dit betreft kinderen die relatief weinig leespro blemen ervaren. De kinderen met TOS die zwak presteren op de nonsenswoor denrepetitietaak zijn de kinderen die ook dyslexie ontwikkelen (Rispens & Pa rigger, 2010). Dit suggereert dat meer onderzoek nodig is naar de individuele variatie in het nazeggen van nonsenswoorden door kinderen met TOS en dat deze taak wellicht meer gerelateerd is aan leesvaardigheid dan aan mondelinge taalvaardigheid. Een andere geheugentheorie is de procedural deficit hypothesis (PDH) (Ullman & Pierpont, 2005). Deze hypothese probeert de neurobiologische oorzaak aan een cognitief tekort te koppelen en daarnaast niet alleen de talige, maar ook de niet-talige symptomen van TOS te verklaren. Volgens Ullman en Pierpont (2005) worden de hardnekkige taalproblemen veroorzaakt door een stoornis in het procedurele geheugen. Die stoornis wordt op neurobiologisch niveau ver oorzaakt door afwijkingen in de verbindingen in het centrum van Broca in de frontale cortex en de basale ganglia. De basale ganglia zijn een ring van basale kernen in de grote hersenen rondom de thalamus. Deze kernen spelen een rol bij de coördinatie van de spraakmotoriek en bij het procedureel en impliciet

37

Made with FlippingBook - Online catalogs