Pauline Kuiper-Jong - Taaltempo Nederlands

Hoe gebruik je Taaltempo Nederlands ? Elke oefening bestaat uit twee delen, deel A en deel B. In deel A oefen je vooral werkwoorden en voornaamwoorden. Je antwoordt altijd met ‘ja’. Aan het eind van deel A staat hoeveel tijd je ervoor hebt. In deel B staan vragen met zelfstandige naamwoorden, die je moet herhalen of vervangen. Je kunt antwoorden met ja of nee. Er staat geen tijd bij, want er zijn vaak verschillende antwoorden mogelijk. Boven de oefening staan grammaticale vormen. Het zijn de gram maticale vormen die je voor het eerst in die oefening gaat oefenen. Taaltempo Nederlands kun je in de les gebruiken met een docent of zelf thuis. Aanwijzingen voor gebruik thuis • Bekijk de grammaticale vormen in het schema op de volgende pagina en kies waar je wilt beginnen. • Bedek met de afdekkaart de kolom met de antwoorden. • Lees de eerste vraag van de linkerkolom hardop. Geef daarna hardop antwoord op de vraag. • Schuif de kaart een stukje naar beneden en controleer het ant woord. Maak zo de oefening af. • Herhaal de oefening om je tempo op te voeren, tot je vlot de goe de antwoorden kunt geven. Onder deel A staat steeds hoe snel het moet. Gaat het vlot? Hoef je de vragen en antwoorden niet meer in je hoofd te vertalen naar je moedertaal? Dan is het reageren een automatisme geworden!

9

Made with FlippingBook - Online catalogs