Walter Geerts & René van Kralingen - Handboek voor leraren

Deel A • Hoe onderwijs ik mijn leerlingen?

Ք Het enthousiasme van de leerkracht: Een leerkracht die enthousiast is over zijn eigen vak laat zo zien dat zijn vak belangrijk of leuk is. Dit enthousiasme moet blijken uit zijn gehele gedrag, want leerlingen hebben het onmiddellijk door als iemand niet oprecht is. Een leraar straalt enthousiasme uit als hij bijvoorbeeld krantenknipsels voor een les meeneemt, persoonlijke anek dotes over het behandelde thema vertelt, concrete voorwerpen toont die passen bij de les, enthousiast terugkomt op gemaakte werkstukken van leer lingen en ze daarvoor bedankt. Ք Betekenis geven aan leerstof: De leerstof zelf motiveert als leerlingen het de moeite waard vinden om deze te leren. Een zekere dwang kan daarbij zinvol zijn – het vooruitzicht op een proefwerk zet leerlingen aan tot leren –, maar deze vorm van extrinsieke motivatie alleen is niet voldoende. Je moet zorgen dat de leerling ook van binnenuit, intrinsiek , gemotiveerd raakt. Dat kan door de leerstof betekenis te geven, door de leerling te laten ervaren dat de inhoud zinvol is voor zijn persoonlijk functioneren. Hij moet er wat mee kunnen in het dagelijks leven, of de stof moet bijdragen aan zingeving. Help leerlingen bij de vertaalslag van school naar de eigen leefwereld. Het is goed als leraren de relevantie van het lesthema geregeld aan de orde stellen. Daar door ontstaat eigenaarschap : de leerling voelt zich eigenaar van zijn eigen, zinvolle leerproces. En dat motiveert. Ք Verwachtingen van de leerkracht: Als leerkracht zend je constant signalen uit die duidelijk maken welke verwachtingen je van een leerling hebt. Uit een beroemd onderzoek van Rosenthal en Jacobson (1968) blijkt dat wanneer de leerkracht positieve verwachtingen heeft van een leerling en deze ook uit in zijn gedrag, dit een positief effect heeft op de daadwerkelijke prestaties van die leerling. Dat de leerling zich gaat gedragen conform de positieve ver wachtingen van de docent, staat bekend als het pygmalioneffect (zie ook het kader ‘Pygmalioneffect’ in paragraaf 11.2.1). Pygmalion was een koning uit de Griekse mythologie die zo’n mooi vrouwenfiguur beeldhouwde dat hij er zelf wanhopig verliefd op werd. Hij wenste dan ook heel vurig dat dit beeld tot leven zou komen. Toen hij het beeld kuste, kwam het beeld daadwerkelijk tot leven. Zijn verwachting was sterker dan het graniet. Dit betekent natuur lijk niet dat je leerlingen moet opzadelen met te hoge verwachtingen: je ver wachtingen moeten hen prikkelen om zich in de zone van naaste ontwikke ling te begeven (zie paragraaf 6.3.1). Wanneer je eisen te hoog zijn, belandt de leerling namelijk in de zogenoemde paniekzone, wat het leren juist nade lig beïnvloedt.

28

Made with FlippingBook Online newsletter