Rekenen-wiskunde en didactiek_Ale en Van Schaik

1 | Een voorbeeld van een rekenles

leerkracht die de stof en de didactiek beheerst kan een eigen keuze maken die beter kan zijn afgestemd op de interesses, behoeftes en mogelijkheden van de groep. Hierbij kan de leerkracht gebruikmaken van onderdelen uit de reken-wis kundemethode, bijvoorbeeld een selectie van activiteiten, instructies en opgaven uit de methode. De leerkracht kan deze selectie aanvullen met extra instructies, activiteiten en lessen die afkomstig zijn uit andere beschikbare materialen of an dere bronnen en die zijn samengesteld op basis van eigen inzicht, aansluitend bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Voor de leerlingen zijn er vaakmeerdere boeken. Eenwerkboek, eenwerkschrift, een oefenboek, een nakijkboek, enzovoort. Leerlingenboeken bestaan voorname lijk uit oefeningen. De instructie bij het maken van de oefeningen en het aanle ren van rekenvaardigheden wordt voornamelijk gegeven door de leerkracht (al dan niet op basis van de instructiesuggesties uit de handleiding van de methode). De rol van de leerkracht is dus essentieel voor het leerproces van de leerlingen. Vaak bestaan leerlingenboeken uit een mix van oefeningen; opgaven voor alle leerlingen en extra opgaven voor leerlingen die meer, uitdagender of minder complexe opga ven aan kunnen. Als leerkracht kun je aan de hand van de reken-wiskundemethode differentiëren in je instructie en in de oefeningen die je de leerlingen vervolgens laat maken, uit de verschillende boeken of digitale oefenmaterialen. Steeds vaker komen in de leermaterialen voor de reken-wiskundeles ook onder delen van de leerkrachteninstructie aan bod. Zo zijn er bij verschillende metho den ook instructiefilmpjes opgenomen, die in de klas kunnen worden bekeken tijdens de klassikale instructie én zijn er in het leerlingenmateriaal steeds vaker ‘kaders’ opgenomen met een ‘voorbeelduitwerking’ of strips die uitleggen hoe dergelijke opgaven kunnen worden opgelost. Een voorbeeld hiervan is het stap penplan afgebeeld in figuur 1.1. Dit stappenplan biedt de leerlingen een handvat om opgaven aan te pakken.

I Basis

Een etappe in een wielerwedstrijd is 198 km. De winnaar deed er 4:30 uur over. Hoeveel km/uur was zijn gemiddelde snelheid? Stap 1 Maak een tekening. aantal km 198 ?

tijd in uren 4,5

1

Stap 2 Wat moet je uitrekenen?

Gemiddelde snelheid in km per uur.

Stap 3 Wat is het antwoord? 4:30 uur = 4,5 uur

Zijn gemiddelde snelheid was 198 : 4,5 = 44 km/uur.

Stap 4 Klopt je antwoord?

4,5 × 44 = 5 × 40 = 200 km. Het antwoord ligt in de buurt van de schatting.

Figuur 1.1 – Stappenplan ( Getal & Ruimte Junior , Leerwerkboek groep 8, blok 4 (2020). Noord hoff, p. 135) Belangrijk is wel dat de leerkracht ervoor zorgt dat deze stappenplannen niet gaan werken als een soort rekenrecepten.

18

Made with FlippingBook - Online catalogs