Inkijkexemplaar_Paus_Hiddink
1 Taal
In de drie zinnen hiervoor verwijst het woord geld wel steeds naar een ruilmiddel met een welomschreven waarde, maar in de eerste zin zijn dat de fysieke munten en bankbiljetten, in de tweede gaat het om een benodigde hoeveelheid, en in de derde zin om de verschijningsvorm (de verschillende soorten munten en bankbil jetten in verschillende landen). Homoniemen Homoniemen zijn woorden die dezelfde klank hebben en dezelfde schriftelijke weergave, maar een geheel andere betekenis. Zo kan het woord bank verwijzen naar een kredietinstelling of naar een zitmeubel. Vaak hebben homoniemen een andere herkomst. Zo komt vorst in de betekenis van ‘vrieskou’ van het Oud hoogduitse frost , in de betekenis van ‘koning’ van het Oudhoogduitse furisto , en in de betekenis van ‘nok van een dak’ van het Oudhoogduitse first . Homofonen We kennen ook homofonen, oftewel woorden die hetzelfde klinken, maar die je niet hetzelfde schrijft, zoals: rauw – rouw; lijden – leiden; nog – noch; speld – spelt. Website 1.6: Specifieke woordrelaties Ken je de begrippen synoniem , antoniem , hyperoniem, hyponiem en weet je er voorbeelden van? Op de website gaan we erop in. 1.3.5 Vaktaalwoorden, schooltaalwoorden en signaalwoorden In de taaldidactiek wordt behalve van de hiervoor uitgewerkte begrippen ook ge bruikgemaakt van de begrippen vaktaalwoorden , schooltaalwoorden en signaal woorden . Hierna geven we weer hoe deze termen in de Kennisbasis worden om schreven. Onder vaktaalwoorden verstaan we de vakterminologie die wordt gebruikt in vaklessen zoals aardrijkskunde, rekenen en biologie. Meestal zijn vaktaalwoor den laagfrequente inhoudswoorden die verwijzen naar specifieke begrippen, zoals Tweede Wereldoorlog , Februaristaking , jaknikker en textielindustrie . Het zijn dus woorden die in het dagelijks taalgebruik niet zo vaak worden gebruikt en die kin deren veelal op school zullen leren. Schooltaalwoorden zijn woorden die specifiek in onderwijssituaties worden ge bruikt. Leerlingen moeten op school niet alleen inhoudswoorden (vaktaalwoor den) leren beheersen, zoals zandverstuiving en wolkbreuk , maar ook meer algeme ne abstracte functionele woorden, zoals oorzaak en gevolg , en voegwoorden zoals tenzij en desondanks . Leerlingen hebben dergelijke schooltaalwoorden nodig om in een schoolse context nieuwe informatie te kunnen verwerven en verwerken,
34
Made with FlippingBook Ebook Creator