Inkijkexemplaar_Luitjes-ontwikkeling in de groep

1.2 Ontwikkeling

Door assimilatie en accommodatie worden structuren steeds uitgebreider. Ken nis wordt dus steeds verder uitgebreid. Om evenwicht te houden tussen assimi latie en accommodatie, is equilibratie nodig. Equilibratie wordt tegenwoordig ook wel omschreven als zelfregulatie. Daisy is 16 maanden en zit in de kinderwagen. Haar moeder duwt haar voort over straat. Ze komen een kat tegen. Daisy ziet het dier en begint ernaar te lachen en te wijzen. ‘Dat is een poes’, zegt haar moeder. Nadat moeder dit een paar keer gezegd heeft, kan Daisy ook het woord ‘poes’ zeggen. De volgende dag lopen moeder en kind weer op straat en nu komen ze een hond tegen. ‘Poes, poes!’ roept Daisy (assimilatie). ‘Nee, dat is een hond’, zegt moeder. Na enig oefenen kan Daisy ook dit woord uitspreken. In de dagen daarna haalt Daisy de twee woorden nog vaak door elkaar. Ze gaat oefenen en probeert haar kennis juist toe te passen (accomodatie). Katten en honden hebben immers veel overeenkomstige kenmerken, zoals vier poten, twee oren en een staart. Daisy krijgt de verschillen langzamer door dan de overeenkomsten. Een groot verschil is dat honden blaffen en katten mauwen, maar katten en honden lopen nu eenmaal niet constant blaffend dan wel mauwend over straat. Er is dus heel wat adaptatie nodig voordat Daisy ze goed uit elkaar kan houden.

Opdracht Beschrijf zelf een voorbeeld van een kleuter die leert door het proces van adaptatie.

Tabel 1.4 Ontwikkelingsfasen volgens Jean Piaget (1960)

Leeftijd 0-2 jaar 3-5 jaar 6-11 jaar

Ontwikkelingsfase Sensomotorische fase Preoperationele fase

Concreet-operationele fase Formeel-operationele fase

Vanaf 12 jaar

Piaget onderscheidt de volgende ontwikkelingsfasen: • Sensomotorische fase : Een kind tussen ongeveer 0 en 2 jaar bevindt zich in deze fase. Het leert door te voelen en gebruik te maken van zijn zintuigen. Het raakt bijvoorbeeld al spelend vertrouwd met de eigenschappen van materialen door die veel aan te raken en ermee te bewegen. • Preoperationele fase : Vervolgens komt het kind tussen 3 en 5 jaar in deze fase. Het gaat experimenteren met denkschema’s (stoel wordt trein) en laat veel imitatiespel zien. Vanaf 3 à 4 jaar gaat het kind dagelijkse situaties uit spelen. Er komt dan steeds meer samenhang in het spel en het kind heeft steeds meer behoefte aan samenspelen.

35

Made with FlippingBook Annual report maker