Inkijkexemplaar_Luitjes-ontwikkeling in de groep

1.1 Wat is een groep?

Remmerswaal Remmerswaal (2013) stelt net als Worchel et al. dat het ontstaan van een groep al begint voordat de groep een groep is. Deze voorfase is als het ware de voor geschiedenis van de groep, waarin sprake is van een behoefte in breder verband. In deze fase wordt de groep ‘ontworpen’ en worden haar grenzen en doelen aangegeven. In de oriëntatiefase stelt de groep zich afhankelijk op van de begeleiding en het door haar vastgestelde programma en begint de groep een eigen taakstructuur te ontwikkelen. De groepsleden stellen zichzelf de vraag of ze wel of niet bij de groep horen. Wanneer er een voorlopig klimaat heerst van vertrouwen en acceptatie komt de groep in de machtsfase: de groep vervangt de opgelegde leiderschapsstructuur door een passende eigen invloedverdeling. Het gaat in deze fase om het accepteren van de groepsactiviteit. Vervolgens komt de groep in de affectiefase, waarin de onderlinge verhoudin gen (de mate van betrokkenheid op elkaar) centraal komen te staan. In deze fase gaat het om het accepteren van de anderen. In de fase van de autonome groep is de groep tot volledige rijping gekomen en stellen de groepsleden zich de vraag of ze in deze groep wel helemaal zichzelf kunnen zijn. Het gaat in deze fase om het accepteren van zichzelf in relatie tot anderen. De laatste fase is de afsluitingsfase. Tuckman De bekendste opeenvolgende-fasen-theorie is die van Tuckman (1965). Hij stelt dat groepen zich in elke fase met specifieke vraagstukken bezighouden en dat dit het gedrag van de groep beïnvloedt. De groepsontwikkeling start volgens Tuckman – in tegenstelling tot Worchel et al. en Remmerswaal – pas wanneer de groepsleden bij elkaar zijn. De forming is een periode van oriëntatie, elkaar testen en onzekerheid waarin de groepsleden hun plaats in de groep en de procedures en regels van de groep proberen te bepalen. Tijdens de storming ontstaan er problemen: de groepsleden gaan zich verzetten tegen de invloed van de groep en het uitvoeren van taken. De leden confronteren elkaar met hun verschillen en het oplossen van conflicten vraagt veel aandacht. In de norming bereiken de groepsleden een zekere consensus over de rolstruc tuur en de groepsnormen. De groepscohesie (zie paragraaf 3.1.1) en dus de betrokkenheid bij de groep nemen toe. Vervolgens komt de groep in de performing . In deze fase verstaan de groeps leden de kunst van het samenwerken en ontwikkelen ze meer flexibele vormen van samenwerking om de groepsdoelen te bereiken. Later hebben Tuckman en Jensen (1977) nog een vijfde fase toegevoegd: adjourning . Als de taak is volbracht, verminderen het contact en de emotionele afhankelijkheid, en valt de groep uit elkaar.

25

Made with FlippingBook Annual report maker