Lessen in orde_Teitler&Teitler

Deel 1 Het gedrag in de klas

Volgens Wehlage (in Jones & Jones, 2007) moeten goede docenten vooral een aantal overtuigingen hebben. Zij moeten: • zich persoonlijk verantwoordelijk voelen voor het succes van hun leerlingen;

• het docentschap meer vinden dan alleen maar lesgeven; • volhardend zijn naar leerlingen ( persistent with students ); • optimistisch zijn in hun verwachtingen naar leerlingen.

Het is in dit verband interessant te zien welke overtuigingen een docent (in opleiding) zelf heeft over zijn (aanstaande) beroep en hoe die overtuigingen doorwerken in zijn dagelijks handelen (Van den Bogaart, 2016). Zie ook de TEDTalk van Rita Pierson: ‘Elk kind heeft een kampioen nodig’. Vanuit de puberteitspsychologie achten De Wit e.a. (1997) persoonlijke eigenschap pen van docenten van grote betekenis. Persoonskenmerken als enthousiasme, organi satietalent, flexibiliteit en gevoel voor de verschillen tussen individuele adolescenten zijn te relateren aan zowel positieve resultaten bij leerprestaties als een voorspoedige psychosociale ontwikkeling. Op de site onderwijscoöperatie.nl staat dat een goede docent: • kan samenwerken met collega’s; • organisatorisch zijn zaakjes op orde heeft;

• vakdidactisch sterk is • pedagogisch sterk is; • kan samenwerken met ouders en instanties; • aan reflectie en ontwikkeling doet.

Vraag 1.2 Hoe kijk jij aan tegen de kwalificaties van de docent?

Hattie (2014) stelt dat iedere docent altijd effect heeft, zelfs als hij slecht is. Alle genoemde vaardigheden zijn belangrijk – er springt er niet één uit –, maar de volgorde waarin ze gerealiseerd kunnen worden, verschilt. Als je geen orde kunt houden, kun je de overige vaardigheden moeilijk realiseren. Orde houden is het creëren van het klimaat waarin goed gewerkt kan worden. Hoe je dat bereikt, leer je in dit hoofdstuk.

Vraag 1.3 Wat zijn jouw sterke punten en aan welke punten wil je werken?

34

Made with FlippingBook - Online catalogs