Handboek voor de leraar basisonderwijs- Geerts, Geerts & van Kralingen

Walter Geerts, Jarla Geerts en René van Kralingen

HANDBOEK

VOOR DE LERAAR BASISONDERWIJS

Handboek voor de leraar basisonderwijs

Walter Geerts, Jarla Geerts & René van Kralingen

bussum 2023

www.coutinho.nl/handboek_basisonderwijs Je kunt aan de slag met het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit studievragen, samenvattende PowerPoints, en links bij paragraaf 2.1.1 en 10.2.3.

© 2023 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gege vensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder vooraf gaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toe gestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Studio Dien Bos, Amsterdam Illustraties: René van Kralingen (www.vankralingenadvies.nl)

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Per sonen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk ver zocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN: 978 90 469 0836 5 NUR: 840

Voorwoord We dragen dit boek op aan alle mensen in het basisonderwijs die vanuit hun betrokkenheid willen bijdragen aan goed onderwijs. Natuurlijk lukt dat de ene dag wat beter dan de andere dag. Zelfs met veel ervaring kun je de onderwijs werkelijkheid niet elke dag naar je hand zetten. Je vervult als leraar echter een sleutelpositie waarmee je het verschil kunt maken voor jouw leerlingen. Sa menwerken als schoolteam helpt daarbij, want dan kun je samen nadenken over wat belangrijk is en welk gereedschap je als leraar in kunt zetten. In het onderwijs, en zeker bij het lesgeven, moet je constant keuzes maken: doe ik het zus of doe ik het zo? De noodzaak om keuzes te maken doet je groei en. Groei gaat gepaard met herbezinning en verdiepen van je eigen identiteit als leraar. Het is juist dát proces dat ons als opleiders blijft boeien. Niets is zo kostbaar als een goed begin. Daarom willen we in dit handboek de theorie aanbieden die je als startend leraar nodig hebt. Je theorie eigen maken heeft pas zin als je er in de praktijk wat aan hebt. Theorie moet bijdragen aan beter handelen. Maar je moet wel weten hoe je de theorie als gereedschap ge bruikt. Gereedschap vormt zich in de handen van de gebruiker. Daarom heb ben we als auteurs een leesbaar boek willen schrijven dat het volledige werk veld beschrijft. Een hele kluif voor de lezer, maar als we ons werk goed gedaan hebben wel een handboek dat die lezer verder brengt. Een inspiratiebron om te groeien in je vak. Bovendien met genoeg diepgang om te blijven inspireren als je al enige ervaring hebt opgedaan. We hopen dat dit boek inzicht geeft in de wereld van de kinderen, het leren, de groep, de basisschool en het onderwijs. Dit handboek hebben we kunnen schrijven dankzij de input van onze colle ga’s verspreid over het hele land. Diverse collega’s hebben in samenwerking met Uitgeverij Coutinho constructief kritiek gegeven op onze eerste proefballon. Veel dank hiervoor! In het verwerken van deze opbouwende aanwijzingen hebben we hulp gehad van Frank Assies, Fred Beekers, Gerrit Beunk, Martine Dijk, Sara van Duijn, Eeltje Geugies, Jeroen Goedknegt, Rahel Hermes, Ninja van der Honing, Marielle van den Hul-Kuijten, Marieke de Koning, Anneleen Lucas, Nina Oos terveen, Meike Oosterwijk, Laura Spanjersbergh, Inge Stamhuis, Gerdine Torn, Ryanne Tulner, Kees Tuijp, Charles Vandalon en Femke Wind-Winkels. We danken al onze leerlingen, van kleuters tot studenten, die hebben bij gedragen aan onze praktijkkennis. Bij het samenstellen van Handboek voor de leraar basisonderwijs stonden we op de schouders van velen. Zonder hun des kundigheid en adviezen was dit boek er niet geweest.

Onze studenten Marlies Muurlink, Milla Veldman en Karin Reitsema dan ken we voor hun meelezen en bijslijpen. Het schrijven was een langdurig pro ces, daardoor heeft Karin Reitsema veel input kunnen leveren. De overgang van de opleiding naar haar eerste baan als leraar maakte haar input waardevol. Aan de basis van dit alles stond Uitgeverij Coutinho met haar medewerkers met hart voor het onderwijs.

Walter Geerts, Jarla Geerts en René van Kralingen Lente 2023

Inhoud

Inleiding

13

1 Is lesgeven een kunst?

16 17 17 19 21 23 25 25 28 30 32 34 37 38 40 43 48 51 52 55 58 59 61 61 62 64 66 66 67 68 69

1.1 Wat kunnen we leren van een lesdag van Evelien? 1.1.1 De leerlingen in beeld en de gouden cirkel 1.1.2 Onderwijs geven aan de klas en concerns 1.1.3 Grip krijgen op de school en de cirkel van invloed 1.1.4 Een bekwame leraar worden en reflectie 1.2 In welk groter geheel doet Evelien haar werk?

1.2.1 Leerling en onderwijsdoelen

1.2.2 Leraar en kernkwaliteiten en het ui-model 1.2.3 Leeromgeving en bekwaamheidseisen Wet BIO

1.3 Lesgeven: een kunst of een kunde?

1.4 Reflectie

Deel A De leerlingen in beeld

2 Hoe begrijp en begeleid ik kinderen in de onderbouw?

2.1 Wat karakteriseert het kind in de onderbouw?

2.1.1 Fysiek-motorische ontwikkeling 2.1.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling

2.1.3 Cognitieve ontwikkeling

2.2 Welke theorie helpt je om leerprocessen te begrijpen? 2.2.1 Invloed van hechting voor de latere ontwikkeling

2.2.2 Spelontwikkeling en samenspel

2.2.3 Taalontwikkeling

2.2.4 Theory of mind – denken vanuit de ander

2.3 Wat zijn belangrijke principes om het leren te ondersteunen?

2.3.1 Houding van de leraar

2.3.2 Voorschoolse en vroegschoolse educatie

2.3.3 Lerend spelen

2.4 Wat speelt een rol bij de overgang naar groep 3?

2.4.1 Focus op schools leren 2.4.2 Schoolrijpheid observeren 2.4.3 Overgangsgesprekken

2.5 Reflectie

3 Hoe begrijp en begeleid ik kinderen in de middenbouw?

71 72 73 74 75 77 78 83 89 91 96 96 98

3.1 Wat karakteriseert het kind in de middenbouw?

3.1.1 Fysiek-motorische ontwikkeling 3.1.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling

3.1.3 Cognitieve ontwikkeling

3.2 Welke theorie helpt je om leerprocessen te begrijpen?

3.2.1 Leertheorieën: behaviorisme, cognitivisme, constructivisme

3.2.2 De leerpsychologie van Piaget en Vygotsky

3.2.3 Executieve functies

3.2.4 Empathie, prosociaal gedrag en moreel handelen 3.3 Wat zijn belangrijke principes om het leren te ondersteunen?

3.3.1 Gewoontevorming

3.3.2 Pedagogische sensitiviteit

3.3.3 Aanvankelijke leerprocessen begeleiden 3.4 Welke factoren kunnen het leren belemmeren?

100 103 104 108 109 111 112 113 113 115 117 118 120 123 124 129 134 135 136 137 140 143 143 144 145 146

3.4.1 Leer- en gedragsmoeilijkheden

3.4.2 Hoogintelligent, hoogsensitief, hoogbegaafd

3.4.3 Faalangst

3.5 Reflectie

4 Hoe begrijp en begeleid ik kinderen in de bovenbouw? 4.1 Wat karakteriseert kinderen in de bovenbouw?

4.1.1 Fysiek-motorische ontwikkeling 4.1.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling

4.1.3 Cognitieve ontwikkeling

4.2 Welke theorie helpt je om leerprocessen te begrijpen? 4.2.1 Zin in school – competentie, autonomie en relatie 4.2.2 Cognitieve vaardigheden – taxonomie van Bloom

4.2.3 Intelligentie en hersenontwikkeling

4.2.4 Onderwijsstijl en leerstijl

4.2.5 Metacognitie

4.3 Wat zijn belangrijke thema’s om het leren op te richten?

4.3.1 Kennisgebieden

4.3.2 21e-eeuwse vaardigheden 4.3.3 Leren voor het leven

4.4 Wat speelt een rol bij de overgang naar het voortgezet onderwijs?

4.4.1 Overgang naar de puberteit

4.4.2 Tienerscholen

4.4.3 Over de grenzen kijken

4.5 Reflectie

Deel B Onderwijs geven aan de klas

5 Hoe bereid ik mijn onderwijs goed voor?

149 150 151 155 157 160 161 164 165 172 179 180 181 182 184 188 190 192 193 194 195 196 197 199 200 201 202 205 206 209 211 215 216 217 218 221

5.1 Hoezo helpt lesvoorbereiding?

5.1.1 Breng de les uit de methode in beeld

5.1.2 Doorloop de regelkring

5.1.3 Formuleer correcte leerdoelen

5.1.4 Gebruik het model didactische analyse

5.1.5 De beginsituatie in beeld

5.2 Wat is een effectief lesmodel?

5.2.1 Belangrijke aspecten van effectieve instructie

5.2.2 Lesmodel directe instructie

5.3 Welke werkvormen leggen de basis?

5.3.1 Verhalen vertellen

5.3.2 De kring

5.3.3 Onderwijsleergesprek 5.3.4 Samenwerkend leren 5.3.5 Werken in hoeken

5.4 Wat is het voordeel van formatief lesgeven?

5.5 Reflectie

6 Hoe geef ik goed onderwijs?

6.1 Welke zes rollen kan ik benutten? 6.1.1 Gastheer: warm welkom zijn 6.1.2 Presentator: blijven boeien

6.1.3 Didacticus: kinderen leren om iets te leren 6.1.4 Pedagoog: welzijn bewaken van individu en groep

6.1.5 Afsluiter: feedforward 6.1.6 Coach: je leerlingen lezen

6.2 Hoe stel ik goede vragen? 6.3 Hoe geef ik feedback?

6.3.1 Feedback op taak, aanpak en zelfregulatie

6.3.2 Feedback op gedrag

6.3.3 Formatieve feedback klassikaal organiseren 6.4 Wat draagt differentiëren bij aan goed onderwijs?

6.4.1 Waarin verschillen leerlingen?

6.4.2 Convergente en divergente differentiatie

6.4.3 Differentiëren in je eigen klas

6.5 Reflectie

7 Hoe realiseer ik een goede werksfeer?

222

7.1 Hoe benut ik principes uit de pedagogiek voor de werksfeer? 223 7.1.1 Competentie stimuleren met attributie, succesbeleving en tijdsschalen 225 7.1.2 Autonomie vergroten met regels, procedures en routines 227 7.1.3 Relatie opbouwen: contact, verwachtingen en formatief lesgeven 229 7.2 Preventieve didactiek 231 7.2.1 Alertheid 231 7.2.2 Overlappen 232 7.2.3 Continu signaal 232 7.2.4 Focus op de groep 233 7.2.5 Variatie en uitdaging 234 7.3 Hoe draagt mijn communicatie bij aan de werksfeer? 235 7.3.1 De klas zien: kijk, benoem en geef leiding 236 7.3.2 Communiceren: kies je stijl met de Roos van Leary 237 7.3.3 Conflicthantering: kies je kwadrant met Thomas en Kilmann 240 7.4 Een goede werksfeer in de onder-, midden- en bovenbouw 242 7.5 Reflectie 244

8 Hoe bouw ik aan een positieve groep? 8.1 Hoe stuur ik de vorming van een groep?

245 246 247 248 250 252 252 253 254 255 258 261 262 265 267 271 272 273 274 276 277 280 282

8.1.1 Forming 8.1.2 Storming 8.1.3 Norming 8.1.4 Performing 8.1.5 Adjourning

8.2 Wat kan ik doen als het fout gaat?

8.2.1 Het verschil tussen plagen en pesten 8.2.2 De betrokken partijen en hun gedrag

8.2.3 Ingrijpen bij pesten

8.3 Hoe voorkom ik dat het fout gaat?

8.3.1 Tips om te observeren op het schoolplein

8.3.2 Adviezen voor een goed gebruik van het schoolplein

8.3.3 Conflictbeheersing en emotieregulatie

8.4 Reflectie

9 Hoe maak ik gebruik van toetsen?

9.1 Hoe kom je tot verantwoorde toetsuitslagen?

9.1.1 Eindniveau voor de basisschool

9.1.2 Functie van toetsen

9.1.3 Toets- en beoordelingsvormen 9.1.4 Kwaliteitsaspecten van toetsen 9.1.5 Cesuur, oftewel zak-/slaaggrens

9.2 Hoe haal ik het maximale uit een leerlijn?

284 285 285 286 288 289 290 292 295 301 302 305 306 307 308 309 310 313 317 318 318 321 323 324 324 327 329 336 337 339 340 342

9.2.1 De voordelen van doelen 9.2.2 Doelen in de praktijk

9.2.3 Doelen variëren van groep tot leerling 9.2.4 Evalueren vanuit niveaugroepen 9.3 Welke verschillende soorten toetsen zijn er?

9.3.1 Methodeonafhankelijke en methodeafhankelijke toetsen

9.3.2 Summatieve en formatieve toetsen 9.3.3 Toetsen van groep 1 tot en met 8

9.4 Hoe toetst jenaplanbasisschool Meester Baars?

9.4.1 Gesprekken rondom toetsing

9.4.2 Het IEP-leerlingvolgsysteem op Meester Baars 9.4.3 Rapporten opstellen op Meester Baars

9.5 Wat zijn aspecten om bij stil te staan?

9.5.1 Verschil tussen toetsen in het po en in het vo

9.5.2 Blijven zitten

9.5.3 Adviesgesprekken over vervolgonderwijs

9.6 Reflectie

Deel C Grip krijgen op de school

10 Hoe ziet het basisonderwijs in Nederland eruit? 10.1 Wat kenmerkt het Nederlandse onderwijsbestel?

10.1.1 Geschiedenis van het Nederlands onderwijs

10.1.2 Functies van de basisschool

10.1.3 Onderwijsoverleg

10.2 Welke factoren bepalen hoe een school eruitziet?

10.2.1 De verschillende schooltypen

10.2.2 Het bevoegd gezag bij eenpitters en clusters 10.2.3 Onderwijsconcepten en bijbehorende idealen 10.3 Welke dilemma’s kom ik in iedere school tegen?

10.3.1 Inspectiebezoek

10.3.2 Kwaliteitszorg in je rol als leraar

10.3.3 Van passend onderwijs naar inclusief onderwijs

10.4 Reflectie

11 Welke onderwijskundige kennis helpt je om beter onderwijs te maken? 343 11.1 Wat is het speelveld in de ontwikkeling tot vakbekwaam leraar? 344 11.1.1 Vijf vaardigheden van een goede leraar 344 11.1.2 De didactische driehoek en de rol van de leraar 346 11.1.3 Leren als iteratief proces 346

11.1.4 Zes kenmerken van complexe leerprocessen

347 349 350 353 354 356 371 374

11.1.5 Een vakbekwame leraar beschikt over gesitueerde kennis 11.1.6 Loop learning helpt om gesitueerde kennis te verwerven 11.2 Welke bewezen effectieve aanpak past bij het leerplan? 11.2.1 Alle draden van het spinnenweb van het leerplan 11.2.2 Drie effectieve tools per onderdeel van het leerplan 11.3 Helpt handelingsgericht werken om je eigen handelen bij te sturen?

11.4 Reflectie

Deel D Een bekwame leraar worden

12 Hoe blijf je groeien als juf of meester?

377 378 379 380 384 384 386 388 389 390 394 394 396 399 400 401 402 403 417 432

12.1 Wat moet je kunnen als leraar?

12.1.1 Professionele identiteit

12.1.2 Assertiviteit, proactiviteit en empathie

12.2 Hoe ga je in gesprek met jezelf?

12.2.1 Het spiraalmodel voor reflectie

12.2.2 Kernreflectie 12.2.3 Herkaderen

12.2.4 Feedback

12.2.5 Onderzoek doen

12.3 Hoe behoud je veerkracht in je werk?

12.3.1 Ga je concerns te lijf 12.3.2 Timemanagement 12.3.3 Haalbare tussendoelen

12.3.4 Het portfolio 12.3.5 Je kunt niet alles

12.4 Reflectie

Literatuur

Register

Over de auteurs

Inleiding

Inleiding

Hoe word je een goede leraar? Wat maakt het basisonderwijs nou zo bijzonder? Op ieders netvlies staat een herinnering aan het basisonderwijs gebrand. En dat is niet zomaar een vage herinnering, maar altijd iets wat diepe indruk heeft gemaakt. Sommige volwas senen herinneren zich hun lievelingsleraar en daarbij geborgenheid, veiligheid, levenslessen of het geluk om samen in een veilige groep op te groeien. Daar naast is er de schaduwkant: leerlingen die gepest zijn, en de ratrace om betere cijfers met prestatiedruk als gevolg. Dat geeft de worsteling weer van het onderwijssysteem. Met de gevolgen van deze worsteling krijgen alle leerlingen te maken. Hoe ziet hun school eruit? ƒ Als een leerfabriek met strakke stappenplannen om betere leerresultaten te bereiken? ƒ Als een speelweide waarin samen spelen de basis legt voor harmonieuze we reldburgers? Deze twee zinnetjes vatten goed samen welke ogenschijnlijk tegenstrijdige per spectieven er in het onderwijs spelen. Het onderwijs is immers een kluwen van belangen. Ouders willen prestatiegericht onderwijs, maar ook kinderen die gelukkig opgroeien. De vakbond wil goede werkomstandigheden met kleine groepen, maar daarbij een hoger salaris. De overheid wil meten en weten wat de leerresultaten zijn, maar ook aandacht voor emotionele veiligheid en andere zaken die nauwelijks in cijfers zijn uit te drukken. Als startende leraar wordt er dus veel van je gevraagd. Hoe vind je je weg in het onderwijs? Volgens ons is het jouw opdracht om er een heus leerparadijs van te maken. Dat is wat anders dan een leerfabriek of speelweide. Een leerparadijs is gebouwd op de idealen van de leraar. Idealen die veelal in je eigen jeugd zijn gevormd. Deze idealen bepalen mede hoe je als leraar wilt zijn. Als je de uitdaging aangaat om je idealen in de praktijk te brengen, dan kun je je ontwikkelen tot een succes volle leraar. Dit handboek biedt je de basis en het gereedschap die je nodig hebt. Leraar zijn start met houden van kinderen, iedere dag opnieuw. Daarnaast moet je een klas kunnen leiden. Bovendien moet je iedere keer weer nieuwsgierig zijn naar nieuwe perspectieven, opdat je met een andere bril naar de werkelijkheid kunt kijken. Soms botst dat met eerder verworven denkbeelden, maar juist van dergelijke confrontaties en dilemma’s kun je leren. In de praktijk moet je vaak

13

Handboek voor de leraar basisonderwijs

en snel handelen. De noodzaak om keuzes te maken zet je aan tot herbezinning en verdieping van je eigen identiteit als leraar.

Wat staat er in dit boek? Dit handboek start met hoofdstuk 1, waarin de vraag centraal staat of lesgeven behalve een kunde ook een kunst is. Om die vraag te beantwoorden wordt een lesdag van leraar Evelien besproken aan de hand van de vier delen van dit boek: A De leerlingen in beeld B Onderwijs geven aan de klas C Grip krijgen op de school D Een bekwame leraar worden A De leerlingen in beeld Deel A start met hoofdstuk 2 over de fysieke, sociale en cognitieve ontwikkeling tot schoolkind. Hoe dragen spel, taal, hechting en theory of mind bij aan leer processen? Hoe ondersteunen vroegschoolse educatie, spelend leren en jouw houding het leren? Wat omvat het begrip schoolrijpheid bij de overgang naar groep 3? In hoofdstuk 3 staan de karakteristieken van kinderen in de middenbouw centraal. Hoe verloopt de fysieke, sociale en cognitieve ontwikkeling in de mid denbouw? Hoe helpt theorie over ontwikkeling om leerprocessen te facilite ren? Hoe dragen gewoonten, leerroutines en executieve functies bij aan het leren? Wat kan er aan de hand zijn als het leren niet optimaal verloopt? Hoofdstuk 4 beschrijft kinderen in de bovenbouw. Hoe verloopt de fysieke, sociale en cognitieve ontwikkeling in de bovenbouw? Hoe ondersteunt kennis over competentie, autonomie en relatie, de taxonomie van Bloom, intelligen tie, hersenontwikkeling en metacognitie het leerproces? Welke doelen wil je nastreven met jouw onderwijs? Hoe verloopt de overgang naar het vervolgon derwijs? B Onderwijs geven aan de klas Deel B begint met hoofdstuk 5 over het voorbereiden van onderwijs. Hoe helpt de regelkring om een goede lesvoorbereiding te maken? Wat is een effectief lesmodel en wat zijn daarbij sleutelbegrippen? Welke werkvormen kun je in zetten? Wat zijn de succescriteria van formatief lesgeven? In hoofdstuk 6 gaat het over het uitvoeren van onderwijs. Wat zijn de zes rollen van de leraar en hoe kun je die benutten? Hoe stel je goede vragen aan de klas? Hoe geef je formatief feedback op taak en gedrag? Welke theorie helpt je bij het differentiëren? Hoofdstuk 7 benoemt bouwstenen voor een goede werksfeer. Benut je com petentie, autonomie en relatie als pedagogische handvatten? Benut je klassen management als didactisch handvat? Hoe draagt de communicatie bij aan de

14

Inleiding

werksfeer? Je vind in dit hoofdstuk ook tips voor de onder-, midden- en boven bouw. Hoofdstuk 8 sluit daarop aan met bouwstenen voor positieve groepsvor ming. Hoe kun je bijsturen in alle fasen van het proces van groepsvorming? Hoe helpt kennis van de vijfsporenaanpak je om pesten tegen te gaan? Waarom helpt beter observeren bij conflictbeheersing en emotieregulatie? Het slot van dit deel, hoofdstuk 9, bespreekt het gebruik van toetsen. Welke kwaliteitsaspecten dragen bij aan verantwoorde toetsuitslagen? Hoe onder steunen doelen en toetsen een betere ontwikkeling? Wat kunnen we leren van het praktijkvoorbeeld van toetsen op een jenaplanschool? Wat speelt er bij zit tenblijven, vervolgonderwijs en adviesgesprekken? C Grip krijgen op de school Deel C opent met hoofdstuk 10, dat een beeld schetst van het basisonderwijs in Nederland. Waarom en waarin is het Nederlandse onderwijsstelsel uniek? Welke factoren bepalen hoe jouw school eruitziet? Welke dilemma’s kom je in iedere school tegen? Hoofdstuk 11 beschrijft de onderwijskundige kennis die je kunt gebruiken om beter onderwijs te maken. Wat is het speelveld in de ontwikkeling tot vakbe kwaam leraar? Welke effectieve onderwijskundige aanpak past bij het leerplan? Hoe helpt handelingsgericht werken om je eigen handelen bij te sturen? D Een bekwame leraar worden Deel D bestaat uit hoofdstuk 12, het afsluitende hoofdstuk, waarin we stilstaan bij de vraag hoe je kunt groeien als juf of meester. Hoe dragen assertiviteit, proactiviteit en empathie bij aan jouw identiteit? Hoe verzilver je onderzoek, reflectie, het ui-model, herkaderen en feedback? Hoe put je veerkracht uit con cerns , timemanagement en haalbare stappen? Online studiemateriaal Op www.coutinho.nl/handboek_basisonderwijs vind je het online studiemate riaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: ƒ studievragen bij elk hoofdstuk; ƒ samenvattende PowerPoints bij elk hoofdstuk; ƒ links bij paragraaf 2.1.1 en 10.2.3.

Docenten kunnen lessuggesties bij elk hoofdstuk aanvragen.

15

1 Is lesgeven een kunst?

Het is de derde lesweek op de pabo. We zijn net begonnen, maar nu al komt er veel op ons af. Toen ik vorig jaar de keuze maakte om leraar basisonderwijs te worden, had ik me goed voorbereid: ik was naar open dagen geweest, was op mijn oude basisschool gaan kijken en ik wist zeker dat ik graag met kinderen wilde wer ken. Ik heb een goede herinnering aan een juf van vroeger, maar ook een herinnering die zorgt dat ik het beter wil doen. Maar de stagedagen, waar we direct al mee begonnen, waren best inspannend en ook op de opleiding moet er veel gebeuren. Als leraar ben je een duizendpoot. Hoe leer je dat allemaal? Tja, zo nu en dan twijfel ik wel of ik goed gekozen heb.

Niets is zo belangrijk voor beginnende leraren als goed voorbereid worden op het werkveld. Wat moet een beginnend leraar kennen en kunnen? Om die vraag te beantwoorden volgen we in dit hoofdstuk een lesdag van Evelien, le rares in groep 4. Aan de hand van haar ervaringen in de klas schetsen we een beeld van de competenties die je als leraar moet beheersen.

16

1.1 | Wat kunnen we leren van een lesdag van Evelien?

1.1

Wat kunnen we leren van een lesdag van Evelien? Evelien gaat bijna beginnen aan haar lesdag met groep 4. Wij lopen deze lesdag met haar mee om te kijken wat ze wil bereiken als leraar en welk gereedschap

ze daarbij gebruikt. We geven hier leer vragen bij, zodat je alvast een idee krijgt van de opbouw van dit boek. In de res terende hoofdstukken geven we uiter aard een toelichting op de inzet van dit gereedschap. In dit hoofdstuk belichten we per paragraaf slechts één onderdeel van dat gereedschap dat kan bijdragen aan jouw ontwikkeling tot volwaardig leraar. In paragraaf 1.1.1, waarbij de leerling in beeld komt, bespreken we de gouden cirkel.

1.1.1 De leerlingen in beeld en de gouden cirkel Vanaf 8.15 uur druppelen de eerste leerlingen binnen. Evelien maakt korte praatjes met de leerlingen. Een leerling komt trots naar haar toe, omdat hij zijn zwemdiploma heeft gehaald. Dan ziet ze Anne en Natasja samen vrolijk pratend binnenkomen. Gelukkig, denkt Evelien, want de dag ervoor hadden ze ruzie met elkaar. Het gesprekje dat Evelien heeft gehad met de meiden heeft blijkbaar effect gehad. Dit fragment laat zien dat Evelien contact maakt met leerlingen en daarmee zorgt voor een vertrouwensband met hen. Deci en Ryan (2000) hebben het in dit verband over de basisbehoefte ‘relatie’ van een kind. Dit betekent dat kinderen behoefte hebben aan een relatie met de leraar en met anderen. Alle kinderen willen gezien worden, het gevoel hebben erbij te horen en zich veilig voelen. Als lerares heeft Evelien een belangrijke rol in de groepsdynamiek en de onderlinge relaties tussen de leerlingen en tussen haar en de leerlingen (zie hoofdstuk 7). Om die rol te kunnen invullen moet Evelien een beeld hebben van haar leerlingen. Daarom bevat deel A van dit handboek drie hoofdstukken over het begrijpen en begeleiden van kinderen. Daarin komen onder andere de volgende leervragen aan de orde: ƒ Hoe verloopt de fysieke, sociale en cognitieve ontwikkeling? ƒ Welke theorie helpt om leerprocessen te begrijpen? ƒ Wat zijn belangrijke thema’s om het leren te ondersteunen? ƒ Heb ik kijk op schoolrijpheid, leerproblemen en het vervolgonderwijs?

17

1 | Is lesgeven een kunst?

Om de leerling in beeld te krijgen moet je kennis hebben van een aantal zaken, die besproken worden in deel A. Belangrijker dan die kennis is echter je houding ten opzichte van leerlingen. Wie wil je zijn als leraar? Wat is jouw identiteit als leraar? In deze paragraaf introduceren we de gouden cirkel als instrument om zicht te krijgen op je eigen identiteit als leraar. In deel D gaan we dieper in op het thema identiteit. Gouden cirkel Als je een veilig klimaat in de klas wilt creëren dan moet je in staat zijn een rela tie met de leerlingen op te bouwen. Evelien zet zich hiervoor in met hart en ziel. Dat maakt haar een betere leraar op dit gebied. Om te begrijpen waarom bezie ling ertoe doet en waar deze bezieling vandaan komt, bespreken we het model van de gouden cirkel dat ontwikkeld is door Simon Sinek (2017) (zie figuur 1.1). Sinek heeft onderzocht waarom bepaalde bedrijven en leiders zo succesvol zijn. Van zijn onderzoek kunnen we in het onderwijs leren dat je altijd moet starten met het waarom. Zijn gouden cirkel werkt van binnen naar buiten, van het waarom naar het wat. Evelien zal pas echt een goede verbinding met leerlingen kunnen maken als ze zicht heeft op de motieven en drijfveren die het voor haar belangrijk maken om een goede relatie met leerlingen op te bouwen.

hoe wat waarom

Figuur 1.1 De gouden cirkel van Sinek (2017)

De gouden cirkel bestaat uit drie ringen: ƒ Waarom? Met waarom wordt bedoeld wat jouw drijfveren, belangrijkste waarden en motivatie zijn. Wat vind jij belangrijk in je relatie met leerlin gen en waarom? ƒ Hoe? Dit zijn de vaardigheden, hulpmiddelen en personen die je nodig hebt om het bovenstaande te bereiken. Hoe kan de pabo-opleiding daar aan bijdragen? ƒ Wat? Het wat is het doel dat je wilt behalen, op een heldere wijze beschre ven. Wanneer is jouw presteren als leraar in opleiding goed genoeg?

18

1.1 | Wat kunnen we leren van een lesdag van Evelien?

1.1.2 Onderwijs geven aan de klas en concerns Om 8.30 uur zijn alle leerlingen aanwezig. Er waren in het begin van het jaar altijd een paar leerlingen die te laat waren. Inmiddels weten de ouders gelukkig dat dat niet wordt geaccepteerd. Evelien start met een activiteit om de mondelinge taalontwikkeling te stimu leren. Vandaag doet ze een binnen-buitenkring waarbij de leerlingen in twee tallen moeten nadenken over de vraag: ‘Hoe kun je van huis naar school komen zonder de grond te raken?’ (denksleutels.nl). Na vijf minuten vraagt Evelien aan de binnenkring om twee plekken door te schuiven en na nog een minuut vraagt ze aan twee leerlingen om verslag uit te brengen. Om 9.00 uur begint de rekenles. Tijdens de verlengde rekeninstructie praat Sabine erdoorheen. Evelien waarschuwt Sabine dat ze stil moet zijn tijdens de instructie. Dit helpt even, maar na een minuut praat Sabine weer met haar buurvrouw. Evelien zegt dat Sabine niet meer mee mag doen met de instructie als ze haar nog een keer hoort. Dit herhaalt ze nog een keer en bij de derde keer stuurt ze Sabine naar haar plek met een kleine individuele opdracht. Evelien weet dat de taalontwikkeling het beste gestimuleerd kan worden door kinderen open gesprekken te laten voeren naar aanleiding van open vragen (Van der Veen et al., 2016). Ze zet een werkvorm in waarbij alle leerlingen aan het woord zijn. Werkvormen helpen je om een les goed op te bouwen. Bij het opbouwen van een les draait het om het op elkaar afstemmen van leerdoelen, werkvormen en toetsing (Biggs & Tang, 2011). De verlengde instructie van Evelien voor een klein groepje leerlingen is be doeld om beter aan te sluiten bij het niveau van die leerlingen (Houtveen et al., 2005). Helemaal vlekkeloos verloopt dat niet. Evelien probeert met een rela tief kleine handeling iets aan het gedrag van de ordeverstoorder te doen. Even oogcontact maken is veelal effectiever dan grote ingrepen, omdat ze de les dan gewoon kan voortzetten. In dit geval helpt dat echter niet voldoende. Het is daarom goed dat ze ingrijpt, omdat ze wil dat het gedrag van de leerling veran dert. Maar in dit geval is het misschien niet de beste ingreep. Hoe moet Sabine nu tot leren komen? Bovendien was het groepje bij de instructietafel best klein. In dergelijke kleine groepjes zie je amper van deze aanhoudende ordeverstorin gen. Zou er meer aan de hand zijn? Al met al is het geven van onderwijs een complex proces. Daarom komen in deel B van dit handboek de volgende leervragen aan de orde: ƒ Hoe ontwerp ik een les met bijbehorende werkvormen? ƒ Welke rollen kun je als leraar inzetten bij het geven van onderwijs? ƒ Welke bouwstenen kun je gebruiken voor een goede werksfeer?

19

1 | Is lesgeven een kunst?

ƒ Hoe kun je bijsturen in alle fasen van het proces van groepsvorming? ƒ Welke toetsvormen komen voor en hoe zet ik die in?

Concerns Om goed onderwijs te kunnen verzorgen moet je best veel leren. Sommige be ginnende leraren vragen zich af of ze al deze vaardigheden wel gaan leren. Dat je je zorgen maakt is redelijk normaal, maar je kunt er wel last van hebben. Evelien voelt zich bijvoorbeeld altijd wat ongemakkelijk als ze kwaad is op een leerling. Ze vraagt zich dan af of ze wel een goede leraar is. In deze paragraaf geven we tips om goed om te gaan met zorgen. Onder wijsonderzoekers noemen dergelijke zorgen ook wel concerns (Fuller & Brown, 1975). In paragraaf 12.3 komen concerns nogmaals aan de orde, omdat het be langrijk is veerkracht in je werkt te behouden. Uiteraard tref je in hoofdstuk 12 van dit handboek ook veel andere tips om te blijven groeien als juf of meester. Vinden ze me wel aardig? Als leraar in opleiding kan dit een vraag zijn die je vaak aan jezelf zal stellen. Als dit voor jou een vraag is, dan komt dat meestal doordat je graag aardig ge vonden wilt worden. Maar aardig gevonden worden op zich maakt je nog geen goede leraar. Je moet soms keuzes maken die een beter leerklimaat bevorderen, maar die sommige leerlingen op de korte termijn niet leuk vinden. Op iets lan gere termijn is echter elke leerling daar blij mee. Leerlingen stellen een vriende lijke en rustige werksfeer op prijs, zo blijkt uit onderzoek naar vele factoren die die werksfeer ondersteunen (Bijleveld, 2020). Je hebt als leraar de rol om deze werksfeer te bewaken en daarom moet je soms ingrijpen. Het is verstandig om bij jezelf te rade te gaan hoe dat bij jou in elkaar zit: ben jij onbewust bang om in te grijpen? Aarzel je om in te grijpen omdat je denkt, hoe onterecht ook, dat leerlingen je dan minder aardig zouden vinden? Kan ik het wel? Gaat het wel lukken met deze opleiding? Kan ik het wel in de praktijk? Het zijn allemaal vragen die spanning kunnen oproepen. Als deze vragen (te) vaak in je hoofd rondspoken, is er sprake van een concern. Besef echter wel dat het lo gisch is dat je stilstaat bij de uitdagingen die een nieuwe opleiding of een nieuw beroep met zich meebrengen. De opleiding is er om te leren, niemand kan alles in één keer. Iets bereiken kan pas met volharding en oefening. Je loopt hoe dan ook tegen momenten aan waardoor je het plezier in leren lesgeven dreigt te verliezen. Het is normaal dat je door bijvoorbeeld stress, faalangst of negatieve ervaringen met een bepaald thema je plezier terug moet zien te vinden. Op de lange termijn is plezier in lesgeven onmisbaar om je vak goed uit te oefenen (Van Vuuren, 2019).

20

1.1 | Wat kunnen we leren van een lesdag van Evelien?

Mindset van Pippi Langkous De mindset van Pippi Langkous is verfrissend. Pippi is het roodharige, zelfstan dige meisje met vlechtjes uit de boeken van de Zweedse schrijfster Astrid Lind gren. Een bekende uitspraak die aan Pippi toegeschreven wordt, is: ‘Ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk wel dat ik het kan.’ Volledigheidshalve vermelden we dat dit citaat niet letterlijk in de boeken van Pippi voorkomt. Wel staat in de Zweedse versie: ‘Hoe kan ik dat weten, als ik het nooit geprobeerd heb?’ (The Astrid Lindgren Company, 2022). Pak je concerns aan Concerns kunnen gebaseerd zijn op irrationele gedachten die exploderen in doemscenario’s. Je merkt dan dat je voortdurend aan het malen bent over de situatie. ‘Ja maar, wat als …’ voert dan de boventoon in je gedachten. Dit kan overslaan in perfectionisme en controledwang. Dit belemmert het functione ren. Als advies willen we je dan ook meegeven om jouw gedachten te meten aan de realiteit. Zijn het vooral jouw aannames die je denkt te zien of zijn jouw ge dachten gebaseerd op feiten? Zijn deze gedachten werkelijk waar? Helpen deze gedachten je om je doelen te bereiken? Door deze check kun je je gedachten ombuigen naar meer realistische gedachten. Realistische gedachten geven een realistischer beeld van de situatie. Dat wil zeggen dat er ook andere scenario’s zijn dan een doemscenario. Om met Loesje te spreken: ‘Het kan wel.’ Natuur lijk hoef je niet echt met Loesje te spreken, maar uitwisseling met medestu denten kan wel helpen. Denk aan uitwisseling in de vorm van intervisie of een professionele leergemeenschap. 1.1.3 Grip krijgen op de school en de cirkel van invloed Evelien gebruikt allerlei werkvormen om de leescultuur te stimuleren. Nu is het 10.00 uur en de leerlingen mogen lezen in hun boek. Het is Evelien opgevallen dat een leerling over haar tafel hangt. Ze lijkt alweer niet te lezen. Evelien rea geert met: ‘Hé, ik zie dat je niet aan het lezen bent. Hoe komt dat zo?’ Tijdens dit gesprekje met de leerling besluit ze om de ouders uit te nodigen voor een gesprek. Evelien weet dat de ouders betrokken en welwillend zijn, maar dat er thuis geen leescultuur is. Misschien dat ze met de ouders kan afspreken dat ze drie avonden in de week voor het slapengaan een kwartiertje voorlezen en dat hun dochter dan zelf ook een klein stukje leest. Evelien weet dat de betrokkenheid van ouders bij het leren van hun kind een belangrijke voorspeller is van schoolsucces (Prins et al., 2013). Vooral de ouder betrokkenheid in de thuissituatie, dat wil zeggen een ondersteunend en stimu lerend gezinsklimaat, levert veel op.

21

1 | Is lesgeven een kunst?

Er bestaan grote verschillen in betrokkenheid van ouders, maar er zijn ook grote verschillen in de visie van de school op ouderbetrokkenheid. Zo zijn er voorbeelden van scholen die een educatief partnerschap aangaan met de ou ders. Ouders en school tekenen soms zelfs samen een contract waarbij de we derzijdse verwachtingen en verantwoordelijkheden op papier worden gezet. Het andere uiterste zijn de scholen waar de ouders nauwelijks in de school (mogen) komen. In alle gevallen moet je als leraar verbindend kunnen optre den en kunnen omgaan met een diversiteit aan ouders (HBO-raad/Vereniging Hogescholen, 2021). Verbindend optreden is alleen mogelijk als je niet alleen de school kent, maar ook weet welke aanpak effectief is. Om meer grip te krijgen op de school komen in deel C van dit handboek de volgende leervragen aan de orde: ƒ Hoe ziet ons onderwijs eruit in Nederland? ƒ Welke kennis helpt je om beter onderwijs te maken? De kennis uit deze hoofdstukken zal jou helpen om kundig met soortgelijke problemen om te gaan. Het is daarbij belangrijk om te beseffen dat jij als leraar niet kunt voorschrijven hoe ouders zich moeten gedragen. Uiteraard heb je wel een zekere invloed, want je kunt ze bijvoorbeeld uitnodigen voor een ouder avond. Het kan echter heel frustrerend zijn als ze niet komen. Om beter met dergelijke frustraties om te gaan bespreken we in deze paragraaf de theorie van de cirkel van commitment zoals die wordt beschreven door Covey (1989). Cirkels van betrokkenheid, invloed en commitment Evelien maakt het geregeld mee dat ouders haar adviezen niet opvolgen. Dat frustreert haar. Ze zou effectiever kunnen handelen als ze op de hoogte was van de theorie van de cirkel van commitment. Aan de hand van deze cirkel kan ze een gerichte keuze maken als het gaat om zaken die wel binnen haar macht liggen. Cirkel van betrokkenheid In de cirkel van betrokkenheid bevinden zich alle grote zaken waarbij je je be trokken voelt, maar waarop je geen directe invloed hebt. Denk bijvoorbeeld aan de relatie tussen sociaal milieu en onderwijssucces. Voorlezen gebeurt in sommige sociale milieus meer dan in andere. Cirkel van invloed In de cirkel van invloed vind je de zaken die je raken en waar je niet over beslist, maar waar je wel invloed op kunt uitoefenen. In de casus hiervoor gaat het dan bijvoorbeeld om de betrokkenheid van ouders bij hun kinderen of het voorle zen door ouders.

22

1.1 | Wat kunnen we leren van een lesdag van Evelien?

Cirkel van commitment In de cirkel van commitment bevinden zich de zaken die je het meest aan het hart gaan en waar je directe invloed op kunt uitoefenen, zoals het pedagogisch klimaat in je klas en kinderen in je klas boeken laten lezen.

betrokkenheid

invloed

commitment

Figuur 1.2 De cirkels van commitment, invloed en betrokkenheid (Covey, 1989)

Covey benadrukt dat een investering in de cirkel van commitment veelal zal leiden tot positieve veranderingen in de cirkel van invloed. Jouw invloed wordt dan automatisch groter. Bovendien is het productiever en leuker om bezig te zijn met zaken waar je direct invloed op hebt, zoals je eigen lessen, die deel uitmaken van de binnenste cirkel. Zoals bij Evelien de opzet van de leesles en het opbouwen van een goede relatie met deze leerling. Hoe beter haar relatie met de leerling, hoe groter de kans dat de ouders wel op de ouderavond komen. 1.1.4 Een bekwame leraar worden en reflectie Om 10.15 is het pauze. Op dit moment kan Evelien even afstand nemen van alle drukte, want vandaag hebben andere collega’s pauzewacht. Om 10.45 is het tijd voor taal. Vandaag gaan de leerlingen een brief schrij ven aan hun eigen ouders. Sommige kinderen zijn al enthousiast, omdat ze vol plannen zitten. Evelien begint een gesprek met de hele klas om boven tafel te krijgen wat de leerlingen al weten. Door haar manier van communiceren met de klas geeft ze alle leerlingen het gevoel dat ze mee kunnen denken. Als het woord postcode valt, schrijft Evelien dit op het bord. Zo ontstaat er een woord spin waarbij van alle woorden de betekenis besproken wordt. Alle leerlingen doen mee. Het lijkt een goed geordende chaos.

23

1 | Is lesgeven een kunst?

Evelien weet dat betrokkenheid en motivatie van de leerlingen van groot be lang is voor het slagen van de les. Door de voorkennis te activeren legt ze een relatie met de kern van de les. Door het doel van de les te bespreken gaan de leerlingen het nut van de leerstof ervaren. Dat wat een chaos lijkt, is een eerste stap van een goed gestructureerd lesmodel. Over het lesmodel directe instruc tie lees je meer in hoofdstuk 5. Er komt heel wat kijken bij het goed uitvoeren van een lesmodel. Bovendien ben jij de hoofduitvoerder die tegelijk moet evalueren of de uitvoering goed verlopen is. Daarom is reflectie op je eigen handelen noodzakelijk. Om kennis te maken met het gereedschap waarmee je kunt reflecteren bespreken we in deze paragraaf het spiraalmodel voor reflectie (Korthagen, 2014). Spiraalmodel voor reflectie Reflectie is terugkijken naar een situatie die je hebt meegemaakt. Dat kan op twee manieren. De eerste manier start met de vraag: ‘Hoe kan ik het de volgen de keer beter doen?’ Dat heet gedragsgerichte reflectie. Bij de tweede manier is

Benutten van kernpotentieel Hoe kun je je kernpotentieel inzetten en de belemmering loslaten?

Nieuwe aanpak uitproberen

denken

Reflectie op belemmering(en) (gedrag, beeld, overtuiging) Hoe belemmer je jezelf?

voelen de lift willen

Probleemsituatie Wat was precies je probleem? Waar liep je tegenaan?

a Reflectie op ideaal Wat wil(de) je eigenlijk bereiken of creëren? b Reflectie op kernkwaliteiten Welke kernkwaliteiten worden voelbaar of zichtbaar?

Figuur 1.3 Het spiraalmodel voor betekenisgerichte reflectie (Korthagen & Nuijten, 2015, 2018)

24

1.2 | In welk groter geheel doet Evelien haar werk?

de startvraag net wat anders: ‘Wat was er nu precies aan de hand? Hoe kwam het dat de situatie op deze wijze verliep?’ Dat wordt betekenisgerichte reflectie genoemd (Korthagen, 2014). Korthagen is van mening dat leraren die betekenisgericht reflecteren het meest leren. Als je betekenisgerichte reflectie gebruikt, duik je dieper in de oor zaken en in de wetmatigheden die een rol spelen in allerlei verschillende on derwijssituaties. Dat helpt je vervolgens om veel meer situaties te doorzien dan alleen die ene die je nu meemaakt. Het is bekend dat aandacht voor succeservaringen, idealen en kernkwalitei ten hierbij van belang is. Uit onderzoek blijkt dat deze aandacht voor positieve emoties leidt tot beter functioneren, meer motivatie en meer welzijn (Kortha gen & Nuijten, 2015). Daarom hanteren we in dit boek het kernreflectiemodel van Korthagen en Nuijten (2015, 2018) (figuur 1.3). In alle fasen van dit model is ‘de lift’ essentieel; dit schakelen tussen denken, voelen en willen maakt zichtbaar wat jouw kracht als leraar is. De vraag wat je zou willen, wat je ideaal is, komt in de reflectie al vroeg aan de orde. Daarmee krijg je ook zicht op de kernkwali teiten die je kunt inzetten om dit ideaal te bereiken en de belemmeringen op te ruimen (Korthagen, 2018). Meer hierover kun je lezen in hoofdstuk 12. In welk groter geheel doet Evelien haar werk? Goed onderwijs berust op drie pijlers: de leerling, de leraar en de leeromgeving. Als het goed is staat de leerling centraal, is de leraar gewetensvol betrokken en is de leeromgeving rijk en uitdagend. Meer hierover kun je lezen in de overige hoofdstukken van dit handboek. In deze paragraaf staan we kort stil bij de vol gende leervragen: ƒ Volg je Biesta in zijn beschrijving van onderwijsdoelen voor leerlingen? ƒ Hoe kun je met behulp van het ui-model jouw kernkwaliteiten als leraar vinden? ƒ Begrijp je de bekwaamheidseisen waar je aan moet voldoen om een leer omgeving vorm te geven? 1.2.1 Leerling en onderwijsdoelen Om 11.30 uur gaan de leerlingen werken aan hun weektaak. Op haar vorige school heeft Evelien nooit met een weektaak gewerkt. Op de school waar ze nu werkt, daltonschool De Klimop, is de weektaak een vast onderdeel van het dag programma. Leerlingen hebben dan de vrijheid om hun schoolwerk en taken naar eigen inzicht te plannen. Ze mogen daarbij samenwerken met klasgeno ten. Ondanks al deze vrijheid, probeert Evelien het leerproces van de leerlingen wel te volgen.

1.2

25

1 | Is lesgeven een kunst?

Van 13.00 tot 14.45 uur is het tijd voor projectonderwijs. Vorige week was het tijdens het werken aan het project erg onrustig in de klas. Evelien moest gere geld leerlingen aanspreken en afspraken maken over de werkhouding. Ze hield daarom haar hart vast voor vandaag. Tot haar tevredenheid gaan de groepjes nu echter gestructureerd en zelfstandig aan de gang. Iedereen luistert naar elkaar en geconcentreerd werken ze verder aan de taken die ze zelf verdeeld hebben. Dat komt voor een groot deel doordat Evelien vorige keer duidelijk en consequent was. De leerling staat centraal in al het onderwijs dat je geeft. De basisschool van Eve lien heeft ervoor gekozen bepaalde vakken te integreren in projectonderwijs. Op de pabo heeft Evelien leren lesgeven in bewegingsonderwijs, Engels, gees telijke stromingen, handschriftonderwijs en schrifteducatie, kunstzinnige ori ëntatie (beeldend onderwijs, dans en drama, muziek), Nederlands, rekenen-wis kunde en zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuurwetenschappen en technologie). Omdat Evelien in Leeuwarden op de pabo zat, heeft ze ook nog Fries gehad. Op de basisschool van Evelien vinden ze seksuele vorming en digitale gelet terdheid van belang. Bovendien is ervoor gekozen de zaakvakken geïntegreerd aan te bieden, dus er staat wereldoriëntatie op haar lesrooster. Bij al deze vakken horen leerdoelen die je wilt bereiken met je klas. Boven dien geef je waar nodig les op verschillende niveaus. Kortom, er is een enorme rijkdom aan doelen die je nastreeft als leraar. Maar bovenal zijn de kinderen bezig met opgroeien en heb je steeds te maken met pedagogische situaties. Je bent een belangrijk persoon in het leven van de leerling en een voorbeeld van hoe je als volwassene de wereld tegemoet treedt. Dat vraagt wat van je rol. Om het goed te doen zul je ook moeten bedenken wat jij in je rol als leraar wilt bereiken. Welke onderwijsdoelen heb je? Onderwijsdoelen volgens Biesta Biesta (2022) stelt dat goed onderwijs zich richt op kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Naast het aanleren van kennis en vaardigheden, zouden lera ren leerlingen moeten leren om goed te functioneren in de samenleving en bij moeten dragen aan hun persoonsvorming. In paragraaf 4.3.3 bespreken we waarom leren voor het leven zo belangrijk is. Samengevat gaat het om: ƒ kwalificatie : kennis en vaardigheden aantonen; ƒ socialisatie : invoegen in de gemeenschap; ƒ subjectificatie : verbinding tussen jou als persoon en de wereld. Als auteurs vinden we dit een realistische visie, want het gegeven onderwijs zal altijd iets doen met de subjectificatie, met het subject-zijn van leerlingen. Het is daarom belangrijk om hier in je onderwijs aandacht aan te besteden. Er

26

1.2 | In welk groter geheel doet Evelien haar werk?

bestaat geen eenvoudig recept om dit te doen. Het gereedschap dat je hierbij kunt inzetten bespreken we in alle komende hoofstukken. Voor dit moment is het besef belangrijk dat leerlingen worden gevormd en zichzelf vormen. Daar door wordt menselijke vrijheid mogelijk. Biesta betoogt dat die vrijheid wel op een volwassen wijze ingezet moet worden. Vrijheid is niet de vrijheid om maar te doen wat je wilt – maar waar de grenzen liggen, laat zich lastig vaststellen. Iedere situatie is verschillend. Biesta’s begrippen – kwalificatie, socialisatie en subjectificatie – zien we in soortgelijke bewoordingen bij de Franse socioloog Dubet (Dubet & Martucel li, 1996). In tabel 1.1 zijn de drie domeinen van Biesta gecombineerd met het perspectief van de school en het perspectief van de leerling volgens Dubet. De perspectiefwisseling maakt duidelijk dat er sprake is van een potentieel dilem ma, omdat het perspectief van de leerling, bijvoorbeeld competenter worden, vanuit het perspectief van de school kan verworden tot een ratrace van selectie om leerlingen tot betere prestaties aan te zetten. De keuze hoe je een school moet inrichten kan kortom niet alleen op logische gronden gemaakt worden. De uitweg uit dit dilemma maakt onderdeel uit van een keuze als leraar, mens, school of maatschappij. Tabel 1.1 Drie dynamieken van de school (naar Dubet & Martucelli, 1996, Biesta, 2022) domein Biesta perspectief leerling (Dubet) perspectief school (Dubet) kwalificatie leerprestatie: strategie en competitie leerprestaties: selectie socialisatie groepsverbondenheid en -onderscheid integratie en cohesie subjectificatie identiteitsvorming persoonlijkheidsvorming

27

1 | Is lesgeven een kunst?

1.2.2 Leraar en kernkwaliteiten en het ui-model Van 14.45 tot 15.00 uur is de afsluiting van de dag. Het vegen en samen op ruimen is een mooi ritueel waarbij er ook tijd is voor een kletspraatje en een luisterend oor waar nodig. Om 15.00 uur heeft Evelien een gesprek met Jesses ouders over een mogelij ke verwijzing voor dyslexie-onderzoek. Jesse heeft steeds meer moeite om de lessen van Evelien te volgen. Hij loopt achterstanden op bij rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spelling doordat hij problemen blijft houden met lezen. Het lijkt wel of het aanvankelijk lezen niet doorzet naar vlot technisch lezen. Dit is het tweede gesprek dat Evelien met de ouders heeft. In het eerste gesprek, samen met de intern begeleidster, hebben de ouders begripvol geluisterd naar Eveliens uitleg van waarom het verstandig zou zijn Jesse aan te melden voor een dyslexie-onderzoek. Tot haar verrassing willen ze hier in het tweede gesprek niets van weten en alles wat Evelien aanvoert wordt direct van tafel geveegd. De school heeft een protocol voor het doorverwijzen voor onderzoek buiten de school. Het was de bedoeling om hierna een vervolggesprek te organiseren, we derom samen met de intern begeleidster (ib’er), omdat die contact heeft met het bureau dat dyslexie-onderzoek doet. Allemaal heel goed geregeld. Toch is Evelien niet tevreden over het gesprek. Ligt het aan haar of hebben de ouders een punt? Dat het gesprek met Jesses ouders in Eveliens hoofd blijft zitten is niet zo raar, want ze heeft niet voor elkaar gekregen wat ze had willen bereiken: een vervolggesprek over een verwijzing waar de leerling mogelijk baat bij heeft. Evelien voelt dat ze ontevreden is met de situatie en daarom neemt ze de tijd om nog eens op de situatie te reflecteren met het spiraalmodel voor reflectie. Wat zit haar nou zo dwars? Ze beseft dat het niet zozeer de vraag is of ze het gesprek beter kan voeren, maar haar verlangen om genoeg deskundigheid als leraar te hebben om alle leerlingen verder helpen. Kernkwaliteiten en het ui-model Bij Evelien is er sprake van wrijving tussen haar idealen – inclusief onderwijs voor alle leerlingen – en dat wat er werkelijk gebeurt. Het zou Evelien helpen als ze zich hiervan bewust was. Onbewust heeft ze het gevoel te weinig tijd voor Jesse te hebben. Bewustwording is vaak de eerste stap om een probleem op te lossen. Omdat een dergelijke wrijving tussen je idealen en de werkelijkheid vaker tijdens de opleiding voorkomt, staan we hier stil bij het ui-model. Het ui-model laat zien dat er diepere lagen onder die idealen verborgen zitten. Stilstaan bij die diepere lagen en de onderliggende kernkwaliteiten, noemen we kernreflec tie. Kernreflectie kan je veel opleveren. Je ontdekt wie je bent als leraar, wat jouw kracht is en welke belemmeringen je tegenkomt. Het is de verdienste van Korthagen dat dit model in de onderwijswereld zo bekend is geworden. Volgens

28

Made with FlippingBook - Online Brochure Maker