Inkijkexemplaar Het palet van de psychologie- Rigter

1 Psychologie: een palet van theorieën

Een volgend onderscheid is dat tussen ‘wat’ en ‘hoe’. Een hulpverlener kan de vraag stellen wat kenmerkend is voor een bepaalde cliënt of leerling. Dan zijn er antwoor den te verwachten als ‘hij is agressief’, ‘hij is in zichzelf gekeerd’ of ‘hij is depressief. Hier staat steeds het woordje ‘is’, dat het statische benadrukt. Een dergelijke manier van denken is heel bekend in de psychologie. Er bestaan honderden vragenlijsten om (statische) kenmerken van mensen te meten. Systeemdenken benadrukt juist het procesmatige van gedrag. Men stelt de vraag hoe iemand zich gedraagt en wat daarvan de effecten zijn. Een antwoord kan dan bijvoorbeeld zijn: ‘Robert (een bewoner) is agressief als Erik (een groepsleider) dienst heeft. Het effect daarvan kan zijn dat er geen eisen meer gesteld worden aan Robert, omdat Erik bang is voor zijn agressieve buien.’ De agressiviteit van Robert wordt zo niet meer statisch opgevat, maar als een functie van de relatie met Erik (de omgeving). Dit brengt ons op het laatste onderscheid, dat hiermee ook verduidelijkt is: in het systeemdenken staan de relaties tussen een systeem en de omgeving voorop. Een systeem kan daarbij een orgaan, een persoon of een organisatie zijn, dat maakt niet uit. Bij het ding-denken zijn de relaties tussen ding en omgeving juist ondergeschikt. Hoe moeten we gebruikmaken van de algemene systeemtheorie? Een belangrijke reden om de algemene systeemtheorie te gebruiken in de psychologie is dat het een visie biedt op de werkelijkheid die, in tegenstelling tot afzonderlijke wetenschappen, allesomvattend is. Het wordt een holistische visie genoemd. Achter deze visie zit ook een mensbeeld en wel een waarin de eenheid tussen de mens en de wereld benadrukt wordt. Om het simpel te zeggen: alles hangt met alles samen. De AST wordt vereenvoudigd weergegeven in het biopsychosociale model . De verschil lende systeemniveaus worden hierin teruggebracht tot het biologische, het psychische en het sociale. Dit model is ontstaan binnen de psychiatrie als reactie op het eenzijdig medische (of biopsychische) model. Men geeft met het biopsychosociale model aan dat bij psychische stoornissen niet alleen biologische aspecten een rol spelen, maar ook psychische en sociale aspecten. Wat voor psychische stoornissen geldt, is van

toepassing op al ons gedrag. Geen enkel gedrag is volledig te begrijpen zonder rekening te houden met biologische, psychische en sociale invloeden. Er is een tweede overweging waarom de AST van belang is voor de psychologie. Net zoals er in de psychiatrie van oudsher een overwaardering was van het biologische ten koste van het psychoso ciale, zo was er in de psychologie een overwaar dering van het psychosociale ten koste van het biologische. De AST geeft daar een correctie op.

Als je als hulpverlener aan de slag gaat met iemands gedrag dan is het handig om zowel de ‘biologische onderkant’ van gedrag in beschouwing te nemen, zoals lichamelijke processen, als de ‘sociale bovenkant’ van gedrag, zoals maatschappelijke invloeden.

46

Made with FlippingBook - Online catalogs