Inkijkexemplaar Het palet van de psychologie- Rigter

1.5 Indelingen van theoretische stromingen

4 Mensen en onderdelen van mensen zoals temperament of emotieregulatie kunnen zelfstandig bestudeerd worden zonder daarbij rekening te houden met de omge ving waarin zij verkeren. Het organistische mensbeeld In het organistische mensbeeld worden mensen opgevat als groeiende organismen, als één geheel . Er vindt geen opdeling plaats. Het organisme kent een interne dynamiek: de onderdelen beïnvloeden elkaar en zijn niet los van elkaar te zien. Het is geen ‘statisch maaksel’ (zoals een machine), maar een ‘levend groeisel’ (Eisenga & Van Rappard, 1987). Als het organisme groeit, dan verandert het kwalitatief: het verkrijgt nieuwe vermogens. Een voorbeeld is het groeiende kind dat– soms sprongsgewijs – nieuwe capaciteiten verwerft. Naast de interne dynamiek veronderstelt het organistische mensbeeld ook een externe dynamiek . Het organisme staat in verbinding met zijn omgeving. Het organisme (de mens) wordt beïnvloed door de omgeving en beïnvloedt zelf de omgeving. Daarom is het niet zinvol om gedrag te bestuderen zonder rekening te houden met de sociale en materiële omgeving. Organistische opvattingen zijn bij een aantal stromingen terug te vinden. Het meest uitgesproken is dat het geval bij de theorie over het gezinsinteractiesysteem (hoofdstuk 6) en de omgevingspsychologie (hoofdstuk 7). Maar ook onderdelen uit de cognitieve psychologie (hoofdstuk 5) en de biologische psychologie (hoofdstuk 8) gebruiken dit mensbeeld. Het organistische mensbeeld heeft vier implicaties: 1 Er worden vergelijkingen getrokken tussen mensen en dieren. Beide zijn orga nismen die in wisselwerking staan met hun omgeving. Er wordt wel uitgegaan van één verschil: mensen hebben een complexe sociale of culturele omgeving en beïnvloeden die. Bij dieren ontbreekt dit of is het minder complex. 2 Het gebruikte verklaringsmodel is circulair causaal. Dit betekent dat er níét van uit wordt gegaan dat er een eenzijdige relatie is tussen oorzaak en gevolg. Er is juist sprake van een wisselwerking: A veroorzaakt B en B veroorzaakt A. Bijvoorbeeld: een kind is ongehoorzaam, waardoor ouders strenger worden. Daardoor wordt het kind nog ongehoorzamer en worden de ouders nog strenger, enzovoort. 3 Er wordt uitgegaan van de stelling dat het geheel meer is dan de som der delen. Een organisme is principieel meer dan een optelsom van zijn spieren, zenuwbanen, organen, enzovoort. 4 Mensen zijn niet los van hun omgeving te bestuderen. En delen van mensen zijn niet los van het geheel te bestuderen.

35

Made with FlippingBook - Online catalogs