Schrijven en rapporteren in het sociaal domein - ter Horst & ter Hedde
2 • Je cliënt
Tabel 2.1
Beschrijvingen, feiten, meningen, ervaringen en interpretaties Kenmerk Voorbeeld
Welke woorden gebruik je? kijkt, loopt, zit, leest, praat
Waarnemingen en/of observaties, zoals een weergave van wat je zag of wat gebeurde . Je maakt duidelijk wat je concreet zag, dus níét hoe je dat ino terpreteerde. De lezer kan hetzelfde weer voor zich zien als wat jij zag. Controleerbare gegevens, zoals persoonsgegevens, gezinssamenstelo ling, inkomen en dergelijke. Standpunten, normen, waarden, visies en overtuigingen. In relatie tot anderen, het sociale verkeer. Ze kunnen van de cliënt zijn, van jezelf of van allerlei (direct) betrokkenen. Door expliciet te benoemen van wie de mening/norm is laat je deze voor rekening van die persoon. In je formulering moet je ook laten zien dat het geen feitelijke informatie is. Het is daardoor duidelijk dat het geen algemene waarheid is. Vinden plaats in de binnenwereld van de cliënt, jezelf of de (direct) betroko kene. Treden op als gevolg interactie in het sociale verkeer. Het gaat vaak om gevoelens en ervaringen. Ze zijn subjectief, dus komen echt vanuit de persoon en hebben te maken met identiteit, het binnenperspectief, wat er in iemand omgaat. Ze horen bij die individuele persoon.
– Miep loopt door de kamer heen en weer. – Jan zit stil voor zich uit te kijken. – Josje praat met de begeleider. – Bert ligt op zijn buik met zijn autoo tjes te spelen. – Meneer zit de hele dag te slapen. – Dhr. Jansen is geboren op 3 mei 1978. – Hij is gehuwd en heeft 2 kinderen. – Hij woont sinds april 2009 in De Holm. – Cliënt lijdt aan de ziekte MS. – Dries vindt dat hij te weinig verdient. – Hij denkt dat zijn collega meer krijgt. – Hij meent dat dat niet eerlijk is. – Hij vindt het discriminatie. – Rianka vindt dat ze als goede dochter haar moeder in het huiso houden moet helpen. – Zijn baas is ervan overtuigd dat het wel klopt. – Cliënt moet elke dag bidden van zichzelf. – Moeder vindt dat ze niet moet zeuren, iedereen is weleens ziek. – Reza ervaart de scheiding als moeio lijk. Hij geeft aan verdrietig te zijn.
Beschrijvingen
is …, heeft …, woont
Feiten
vindt, denkt, meent
Meningen
ervaart, voelt, beleeft, boos, blij, bang, verdrietig
– De situatie maakt mij boos. – Maartje voelt zich niet goed.
Ervaringen/belevingen
28
Made with FlippingBook Annual report maker