Praktijkboek relationeel werken in zorg en welzijn - Greet Demesmaeker

Greet Demesmaeker

PRAKTIJK BOEK

RELATIONEEL WERKEN IN ZORG EN WELZIJN Het KEUVEL-kader als leidraad

Praktijkboek relationeel werken in zorg en welzijn

Praktijkboek relationeel werken in zorg en welzijn Het KEUVEL-kader als leidraad

Greet Demesmaeker

bussum 2023

www.coutinho.nl/keuvel Je kunt aan de slag met het online studiemateriaal bij dit boek. Dit bestaat uit reflectievragen, links naar videofragmenten, oefeningen en het KEUVEL kaartspel.

© 2023 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elek tronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zon der voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wet telijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.repro recht.nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitge versorganisatie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organi satie, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Ronald Boiten, Amersfoort Beeld omslag: Monique Elliott, ‘Wie we zijn’

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN: 978 90 469 0871 6 NUR: 752

Voorwoord

Na 21 jaar werken in de hulpverlening maakte ik in 2008 de overstap naar het hoger onderwijs. Sindsdien streef ik ernaar studenten op te leiden tot kriti sche hulpverleners die in staat zijn om een relatie aan te gaan met mensen in een hulpverleningscontext, vanuit oprechte belangstelling, met een open blik en een warm hart. Ik kreeg jaren geleden in mijn opleiding mee dat ik me niet te veel mocht betrekken op de ander en dat ik zeker niet te dichtbij mocht komen. Dat voelde nooit echt goed aan, maar ik handelde zoals ik was opgeleid: voldoen de afstand houden. Gaandeweg werd ik kritischer over wat ik zag gebeuren. Om woorden te kunnen geven aan wat ik wilde uiten, ging ik in gesprek met betrokkenen en door een uitgebreide literatuurstudie vond ik de taal die ik nodig had om het dilemma afstand/nabijheid en de persoonlijk-professione le relatie te onderzoeken en te duiden. Ik wilde alleen nog maar ‘hulpverle nen’ vanuit mijn waarden: met respect, gelijkwaardig, eerlijk en rechtvaardig, maar vooral: van mens tot mens. Ik geef toe, het heeft me jaren gekost om te gaan leven volgens mijn waarden, zowel persoonlijk als professioneel, en nog steeds is het soms wat doormodderen. Ik zie dit als een (leer)proces dat nooit af is of zal zijn. De dag dat ik geen vragen meer stel, dat ik me niet meer afvraag of ik ‘goed’ bezig ben, stop ik ermee. Het is een kwestie van liefdevol en verstandig doormodderen, naar analogie met de term muddling through die in de presentiebenadering wordt gehanteerd. Maar daarover later meer. Zoveel jaar later zijn er verschillende kaders en methodieken ontwikkeld die het relationele aspect als uitgangspunt nemen voor de hulpverlening. Maar toch … Toch merk ik dat nog vaak de kaart wordt getrokken van het afstand houden, van enkel de professionaliteit inzetten, ten koste van de mens achter die professionaliteit die niet gezien mag worden. Met dit boek bied ik een lei draad aan om als hulpverlener een persoonlijk-professionele relatie aan te gaan en de ander te ondersteunen vanuit een nabije en persoonlijke ontmoeting. Tot slot: na afloop van een vorming over het KEUVEL-kader aan een groep hulpverleners verwoordde een deelnemer het zo: ‘Wat een openbaring, ik mag voelen !’ Aansluitend hierop wil ik jou oproepen om je te laten raken en geraakt te worden, van daaruit vloeit en groeit elke relatie.

Greet Demesmaeker Heist op den Berg, februari 2023

Inhoud

11

Inleiding

Deel 1 De relatie als fundament

15

17 17 19 21 24 26 27 31 31 34 35 37 38 41 50 53 53 56 61 62 63 64 67 68 68 77 59

1 Een relationele gebeurtenis

1.1 Twee relationele mensbeelden: Levinas en Buber

1.2 De tweespalt afstand-nabijheid 1.3 Van waardevol naar vol-waardig

1.4 Wat zeggen cliënten?

1.5 Relationeel constructivisme als visie 1.6 Instrumentalisering van de relatie: een uitdaging

2 Presentie als kompas

2.1 Zorgethiek

2.2 De drie A’s van presentie: aandacht, aansluiting en afstemming 2.2.1 Aandacht als kiem: het planten van relatiezaadjes 2.2.2 Van aansluiting naar ontsluiting: relatiezaadjes ontkiemen 2.2.3 Van afstemming naar instemming: relatiezaadjes groeien 2.3 Van regelbegrenzing naar relationeel begrenzen 2.4 Kenmerken van presentie als leidraad voor de presentiebeoefenaar

3 La petite bonté: groots in zijn kleinheid

3.1 De kleine goedheid

3.2 Ter illustratie: het concept ‘Mangomoment’

Deel 2 Het KEUVEL-kader

4 Deskundig keuvelen

4.1 Ambachtelijk vakmanschap

4.2 Ambacht + relationeel werken = deskundig keuvelen

4.3 Generalist of specialist?

5 De bouwstenen van het KEUVEL-kader

5.1 Bouwsteen 1: kracht en kwetsbaarheid als kunst 5.1.1 Twee zijden van dezelfde medaille 5.1.2 De kwetsbaarheid van de professional

5.2 Bouwsteen 2: eigen regie vanuit een empowerende houding

79 81 83 84 94 95 97

5.2.1 De pijlers van de empowerende houding

5.2.2 De reparatiereflex

5.2.3 Eigen regie

5.3 Bouwsteen 3: uitnodigend en uniek

5.3.1 Gastvrijheid

5.3.2 Echt contact maken 5.3.3 De uniciteit van elke relatie

100 105 107 111 112 113 115 117 118 120 122 123 125 125 126 129

5.4 Bouwsteen 4: veiligheid en vertrouwen vanuit verbinding 5.4.1 Verbinding als aanzet tot verbondenheid

5.4.2 Veiligheid als basisbehoefte 5.4.3 Vertrouwen en betrouwbaar zijn 5.5 Bouwsteen 5: empathie vanuit echtheid 5.5.1 Empathie als relationeel gegeven 5.4.4 Hoop

5.5.2 Compassie

5.5.3 Wat is dat: ‘echt’ zijn?

5.5.4 Jezelf tonen

5.6 Bouwsteen 6: liefdevol door een luisterende houding

5.6.1 Ongehaast en onbezet luisteren 5.6.2 Betekenistijd versus prestatietijd

5.6.3 Verhalen verbinden

5.6.4 Verbindende/Geweldloze Communicatie

6 Het KEUVEL-kader in de praktijk: het verhaal van een straathoekwerker

133 133 133

6.1 Straathoekwerk in een notendop 6.2 De straathoekwerker aan het woord

Deel 3 Reflectie als hefboom voor relationeel werken

139

141

7 Van beroepsethiek naar ethiek in het beroepsleven

145 148 149

8 Kader voor reflectie

8.1 Dimensies van reflectie

8.2 Het DenK-kader

153

Slotbeschouwing

157 158 162 165 166 168 170 173 174

Het KEUVEL-kader in kaders en methodieken

Bijlage 1 De capabilitybenadering

Bijlage 2 Nieuwe Autoriteit (Geweldloos Verzet) Bijlage 3 Het krachtenmodel van Rapp en Goscha Bijlage 4 Steunend Relationeel Handelen

Bijlage 5 Kwartiermaken Bijlage 6 Gentle Teaching

Bijlage 7 Verbindende/Geweldloze Communicatie

Bijlage 8 Sense of Home

177

Geraadpleegde literatuur

185

Register

191

Over de auteur

Inleiding

In dit praktijkboek bespreek ik het belang van relationeel werken in zorg en welzijn. Ik reik je een tool aan om reflectie te bevorderen, individueel of in groepsverband en in de vorm van intervisie of supervisie, zowel in het sociale werkveld als in het onderwijs. Ik heb getracht een toegankelijk en logisch opgebouwd verhaal te schrijven, gevoed door het relationeel en belevings gericht mensbeeld. Mijn doel is om jou bij dit thema te laten stilstaan en je ermee aan de slag te laten gaan, met respect voor en vanuit de leefwereld van de cliënt, maar zonder jezelf als professional te verloochenen. Dit boek is gebaseerd op mijn eigen praktijkervaringen en die van anderen, op verhalen van mensen die ik mocht ontmoeten. Hierbij introduceer ik het zogenoemde KEUVEL-kader, dat je bouwstenen biedt voor een relationele en nabije basishouding: K K racht en k wetsbaarheid als k unst E E igen regie vanuit een e mpowerende houding U U itnodigend en u niek V V eiligheid en v erbinding vanuit v ertrouwen E E mpathie vanuit e chtheid L L iefdevol door een l uisterende houding Door het KEUVEL-kader als leidraad te hanteren, kun je tot aandachtige be trokkenheid, aansluiting en afstemming komen. Voor het KEUVEL-kader heb ik me laten inspireren door verschillende filo sofische mensbeelden die de relatie als uitgangspunt nemen van ons bestaan. Zo beschouwt de filosoof Emmanuel Levinas iedere mens als een unieke per soon, die je nooit helemaal kunt kennen. Het is slechts in de ontmoeting met de Ander dat je vanuit een betrokkenheid en een open houding authentiek verbinding kunt maken (Levinas, 1969). Bij de filosoof Martin Buber staat de relatie centraal. De mens wordt zichzelf in de Ik-Jij -relatie, die bij elke nieuwe ontmoeting anders is (Buber, 2016). Levinas en Buber zijn scherper, radica ler, politieker en kritischer dan je in dit boek leest. Ik beperk me hier tot de onderdelen van hun filosofie die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het KEUVEL-kader. Daar waar gepast verwijs ik door het boek heen naar de wijsheden van Levinas en Buber.

11

Praktijkboek relationeel werken in zorg en welzijn

Aansluitend op de visie van Levinas en Buber bieden de zorgethiek en de presentiebenadering inzichten over het belang van de relatie in een persoon lijk-professionele ontmoeting. Ook deze beide concepten vormen een deel van de basis van het KEUVEL-kader. Ik licht ze hierna daarom uitgebreid toe. Afbakening Dit boek heeft niet de bedoeling de waarheid in pacht te hebben. Zoals hier boven geschreven: het vertrekt vanuit mijn eigen ervaringen en verhalen uit de praktijk. Ik pretendeer niet dat ik volledig ben, noch dat ik een wondermiddel heb uitgevonden om een antwoord te bieden op het dilemma afstand/nabijheid. Ik geef evenmin concrete antwoorden op specifieke situaties. Sommige uitspraken van auteurs lijken misschien te botsen met elkaar, maar hun fun dament hebben ze gemeen: het relationeel werken. Ik beperk me hier tot de theorieën die een meerwaarde betekenen voor dat relationele werken en de concretisering van de bouwstenen van het KEUVEL-kader. Een aantal in valshoeken laat ik aan mij voorbijgaan, zoals het politiek-maatschappelijk discours, al zal ik hiernaar in sommige hoofdstukken zijdelings verwijzen. In dit boek draait het om het aanreiken van handvatten om in dialoog te gaan over belangrijke bouwstenen die richting geven bij het aannemen van een houding van professionele nabijheid. Ik wil me bij voorbaat verontschuldigen indien ik bepaalde auteurs, kaders of zienswijzen tekortdoe. Ik heb ze opge nomen in de uitgebreide literatuurlijst achter in dit boek. Geïnteresseerde lezers nodig ik uit om de oorspronkelijke werken ter hand te nemen. Verantwoording terminologie De term ‘persoonlijk-professionele relatie’ heb ik ontleend aan Wilken en Den Hollander (2019). De relatie is in eerste instantie gebaseerd op een persoon lijke ontmoeting: een ontmoeting van mens tot mens. Alleen in die persoon lijke ontmoeting kun je uitgaan van een evenwaardig contact. In dit contact treed je de cliënt tegemoet vanuit jouw beroepsmatige rol, als professional. Dat is de eerste aanzet tot relationeel werken, oftewel tot het aangaan van een relatie met de cliënt. Als ik hierna spreek over ‘de relatie’, betreft dit een werk context en gaat bijgevolg over ‘relationeel werken’, tenzij anders vermeld. Het liefst gebruik ik het woord ‘cliënt’ niet. Het vindt namelijk zijn oor sprong in de Romeinse tijd, waarin een cliens een volgzame burger was die afhankelijk was van zijn patriciër of patroon (Van Vulpen & Verdoorn, 2019). Navraag in het werkveld heeft me echter geleerd dat er nog steeds geen alter natief is gevonden dat de gelijkwaardigheid van de relatie uitdrukt en dat de term ‘cliënt’ als het meest neutraal wordt beschouwd. Daarom benoem ik de

12

Inleiding

medemens die ondersteuning behoeft als het niet anders kan als ‘cliënt’, maar meestal praat ik over ‘(mede)mens’, ‘persoon’ of ‘ander’. De praktijkvoorbeelden in dit boek komen voornamelijk uit de brede sector van zorg en welzijn. Het relationeel werken is echter van meerwaarde in alle sectoren waar je een relatie aangaat met anderen. Zo sluit het zeker ook aan op het onderwijs. Met de term ‘professionals’ doel ik dan ook niet alleen op hulpverleners in zorg en welzijn, maar ook op onderwijswerkers. Het is aan de lezer om de vertaalslag te maken naar de eigen werk- en opleidingscontext. Doelgroep Met dit boek richt ik mij tot (aankomende) professionals in beroepen en op leidingen op bachelor/hbo-niveau voor wie een relatie van mens tot mens van belang is. Denk bijvoorbeeld aan praktijkgerichte orthopedagogen, soci al workers, ergotherapeuten, verpleegkundigen en psychologen. Het belang van een nabije professionele relatie wordt onderkend in de beroepsprofielen van deze beroepen, zowel in Vlaanderen als in Nederland. In het Nederland se Landelijk Opleidingsdocument Social Work vind je bijvoorbeeld de vol gende generieke kwalificatie: ‘Professionals sociaal werk benaderen mensen en hun sociale contexten en laten zich benaderen. Professionals sociaal werk zijn “present”, ze maken contact mogelijk via verschillende kanalen en van gen signalen op.’ Voor de bacheloropleidingen orthopedagogie in Vlaanderen worden domeinspecifieke leerresultaten benoemd. Het eerste leerresultaat is: ‘De professionele bachelor orthopedagogie bouwt vanuit een (ortho)(ped) agogische grondhouding op een professionele manier een begeleidingsrelatie op met de cliënt en het cliëntsysteem, en draagt zorg voor het onderhouden en het afronden ervan.’ Opbouw In deel 1 van dit boek geef ik een theoretische uiteenzetting van de relatio nele mensbeelden en benaderingen die de basis hebben gelegd voor de ont wikkeling van het KEUVEL-kader. In deel 2 diep ik de bouwstenen van het KEUVEL-kader verder uit en koppel ze aan praktijkervaringen. En in deel 3 beschrijf ik reflectie als hefboom voor relationeel werken en persoonlijk-pro fessionele nabijheid. In de bijlagen ten slotte beschrijf ik enkele actuele ka ders en methodieken die de relatie als uitgangspunt nemen, gelinkt aan het KEUVEL-kader.

13

Praktijkboek relationeel werken in zorg en welzijn

Online studiemateriaal Met dit boek wil ik toegankelijke handvatten aanreiken om zoiets abstracts als een relatie in een professionele context te kunnen aangaan. Om je de aan gereikte bouwstenen eigen te maken, vind je op www.coutinho.nl/keuvel studiemateriaal in de vorm van reflectievragen, links naar videofragmenten en oefeningen. Hier vind je ook het KEUVEL-kaartspel, een tool die aan zet tot reflectie aan de hand van de bouwstenen van het KEUVEL-kader. De reflectiekaarten nodigen je uit om in gesprek te gaan met jezelf (innerlijke dialoog) of met anderen (externe dialoog).

14

Deel 1 De relatie als fundament

Eerst is er de relatie met de Ander, vooraleer we een zelf zijn. We zijn slechts iemand, omdat we in verbinding gaan met de Ander. Pas dan kunnen we ons verbonden weten van subject tot subject. (naar Levinas)

Zoals een melodie niet is samengesteld uit tonen, een vers niet uit woorden, een zuil niet uit lijnen, zo is het ook met de mens tot wie ik Jij zeg. (naar Buber)

15

1.1 | Twee relationele mensbeelden: Levinas en Buber

1 Een relationele gebeurtenis

1.1 Twee relationele mensbeelden: Levinas en Buber

Hulpverlening is bij uitstek een relationele gebeurtenis. Geïnspireerd door de filosofen Emmanuel Levinas en Martin Buber kreeg mijn denken over hulp verlening (en bij uitbreiding het onderwijs) vorm. Het fundament daarvan is de relatie. Volgens het personalistisch mensbeeld, waarvan Levinas (1969) de sterkste vertolker is, is iedere mens een unieke persoon, die je nooit helemaal kunt ken nen. Centraal bij Levinas staat de Ander, of eerder: de relatie met de Ander. Alleen in die relatie ontstaat er zoiets als waarde of moraal (Duyndam & Poort huis, 2003). Slechts in de ontmoeting met de Ander kun je vanuit betrokken heid en een open houding authentiek verbinding maken. Het beginpunt is de mens die een andere mens ontmoet en daardoor ervaart dat hij/zij niet alleen op de wereld is. Deze ontmoeting start op het ogenblik dat onze blikken elkaar kruisen (Venmans, 2022). Levinas spreekt over het gelaat van de Ander als uit nodiging om verantwoordelijkheid op je te nemen voor deze Ander. De Ander appelleert aan ons. Volgens Levinas hebben we hierin geen keuze: ‘We kiezen niet wat we willen doen, maar we antwoorden op de nood van de ander. Er is geen être-pour-soi (naar Sartre, die uitgaat van de absolute vrijheid van het individu), er is alleen être-pour-autrui , zijn-voor-de-ander. Geen vrijheid, alleen verantwoordelijkheid’ (Venmans, 2022, p. 127). Ik schrijf de ‘Ander’ consequent met een hoofdletter wanneer het over Levi nas gaat, omdat ik hiermee recht doe aan de invulling die hij aan de Ander geeft: het benadrukken van het onontkoombare anders-zijn van de Ander. In het gesitueerde mensbeeld, met de filosoof Buber als belangrijkste ver tolker, staat de relatie centraal. Buber geeft een tweevoudige houding weer die onze relatie tot anderen kenmerkt: de Ik-Het -verhouding en de Ik-Jij -ver houding. Bij deze laatste verhouding ontmoeten we de ander werkelijk als subject. De mens wordt zichzelf in de Ik-Jij-relatie, die bij elke nieuwe ont moeting anders is.

17

1 | Een relationele gebeurtenis

‘Je vindt mij telkens anders en uniek als je me tegenkomt en ontmoet: dan ontsta ik in de ontmoeting, in het knooppunt van relaties. Ik sta in relatie met mensen (familie, vrienden, gezin, …), er lopen draadjes door mij en ik ben verbonden met verschillende mensen die mij sa men maken tot wie ik ben’ (Janssens et al., 2017, p. 85). De mens is uniek en autonoom door de verbindingen met anderen, er is spra ke van ‘autonomie in verbondenheid’. Bij deze Ik-Jij-relatie staat de verhou ding van subject tot subject centraal. Je benadert de ander (met de dialoog als expressievorm) als een totale persoon en op basis van wederkerigheid. Dit houdt in dat je de ander eerst op een afstand moet plaatsen om zijn an ders-zijn ten volle te erkennen en te aanvaarden. Tegenover de Ik-Jij-verhou ding staat Ik-Het. De ander wordt dan herleid tot een object en de relatie kenmerkt zich door een ongelijkheid: aan het object worden eigenschappen toegeschreven vanuit observatie en classificatie. De Ik-Het-verhouding is een asymmetrische en instrumentele relatie. Niemand heeft alleen Ik-Jij-verhou dingen. Beide soorten verhoudingen doen zich onvermijdelijk afwisselend voor en zijn vaak verstrengeld, zonder duidelijke scheiding. Echter, om wer kelijk mens te zijn, hebben we Ik-Jij-verhoudingen nodig. Deze Ik-Jij-verhou dingen duidt Buber aan met het woord ‘ontmoeting’ (Desseyn, 2019). In een onderzoek naar de vraag wat ‘verplegen’ inhoudt binnen de context van de geestelijke gezondheidszorg ontwikkelden Hanson en Taylor (2000) een conceptueel model dat sterk geïnspireerd is door de filosofie van Buber. Zij komen uit bij twee kernbegrippen: being-with en doing-with . Beide zijn nodig.

Relatie verpleging-cliënt

Being-with

Doing-with

(I-Thou)

(I-It)

Eigenschappen: subjectief, geen tijdsbesef, presentie Ontwikkeld door: reflectie, supervisie, zelfbewustzijn

Eigenschappen: objectief, tijdsbesef, wereld der dingen Ontwikkeld door: opleiding, technieken

Intersubjectiviteit

Figuur 1.1 Model van de relatie tussen verpleging en cliënt (Hanson & Taylor, 2000)

18

1.2 | De tweespalt afstand-nabijheid

De presentiebenadering, waarin de relatie centraal staat, sluit mooi aan bij het gedachtegoed van de filosofen Levinas en Buber. Je kunt een relatie zien als een werkwoord. Een relatie houdt slechts stand als je erin investeert, of het nu een persoonlijke, professionele, vriendschaps- of liefdesrelatie is. Beide partij en moeten in de relatie investeren en de ander zien en erkennen, kortom: zich actief op de ander betrekken. Dit ‘relationeel’ werken is het hart van presentie: ‘Kort gezegd betekent relationeel werken: een manier van doen waarbij je, door je aandachtig en toegewijd op de ander te betrek ken, vanuit de relatie leert wat er gedaan kan en moet worden, waar grenzen liggen en wat van waarde is. De relatie wordt daarmee het sturende en organiserende principe in hoe je je werk doet’ (Beurs kens et al., 2020, p. 37). Geïnspireerd door zowel Levinas als Buber ontwikkelde Iván Böszörményi Nagy het contextueel denkkader, waarbij hij vertrekt vanuit een relationele kijk op de mens bij de begeleiding van gezinnen en families. De mens is vol gens hem essentieel verbonden met anderen. Mensen worden pas mens als ze in relatie treden met de ander en een werkelijke dialoog aangaan, met de nadruk op de verbondenheid tussen mensen (zie ook Buber). Bijgevolg kan een mens aangesproken worden op de belangen van de an der en is dus niet enkel op zichzelf gericht. De ander kan een appel doen op de mens, waarop deze uitgenodigd wordt daar iets mee te doen (zie ook Levi nas). Levinas benadrukt de ongelijkheid tussen mensen, relaties zijn nu een maal niet symmetrisch. Böszörményi-Nagy (2000) geeft vier dimensies weer om de relationele werkelijkheid te ordenen: feiten, psychologie, interacties en relationele ethiek. De laatste dimensie betreft de rechtvaardigheid van de balans tussen geven en ontvangen. Böszörményi-Nagy stelt dat iedere mens een drang naar rechtvaardigheid heeft. Die rechtvaardigheid wordt mogelijk door een evenwichtige balans tussen geven en ontvangen en door zicht te hebben op wat voor jezelf én de ander van belang is in de relatie.

1.2 De tweespalt afstand-nabijheid

Als professional kom je in de hulpverlening en het onderwijs terecht in diverse contexten: ambulante begeleider bij personen met een beperking, leefgroep begeleider of contextbegeleider in de jeugdhulp, buurtwerker, trajectbege leider van personen in armoede, coach bij individuele begeleidingstrajecten, verpleegkundige, huisarts, leraar, docent, enzovoort. Het zijn slechts enkele

19

1 | Een relationele gebeurtenis

voorbeelden van de vele werkcontexten waarin je je als professional beweegt. Wat al deze contexten gemeen hebben, is de relatie die je aangaat met men sen die zich in een kwetsbare en/of lerende positie bevinden en behoefte hebben aan ondersteuning. Alle professionals worstelen weleens met de tweespalt afstand-nabijheid in hun ondersteuningsrelatie met de hulpvragers. Over dit dilemma is al veel gezegd en geschreven. Vaak blijken professionals echter niet verder te komen dan dat ‘de grens bewaakt moet worden’ (Cardol & Haarsma, 2018). Professi onals neigen nog altijd naar het bewaren van professionele afstand. Ook in de opleidingen helt de balans nog steeds over naar afstand. Zoals Hollenberg (2022) getuigt: ‘We leren in onze opleiding over het belang van professionele dis tantie. We noemen het distantie omdat we geen afstand willen cre ëren, maar eerder ruimte. Er wordt ons aangeleerd hoe we best zo objectief mogelijk zijn ten aanzien van cliënten. Hoe belangrijk het is je eigen emoties niet de overhand te laten nemen. Want door een gebrek aan distantie handel je niet professioneel of ben je niet de expert waarop mensen beroep willen doen. Hulpverleners worden hierin zodanig getraind dat ook ik in een aangeleerde reflex kies voor die professionele afstand.’ De huidige evolutie in de zorg- en welzijnssector, waarbij het marktdenken meer en meer voet aan de grond krijgt, wordt gekenmerkt door een zorg die efficiënt en meetbaar is (Raeymaeckers, 2016). Principes uit de private sec tor worden overgenomen: economisch, effectief en efficiënt. Deze beheers- en bedrijfsmatige benadering is resultaatsgericht en vereist gestandaardiseerde handelingskaders, waarbij managers op efficiënte wijze meetbare doelstellin gen moeten bereiken. Beheersbaarheid en instrumenteel denken blijken sleu telwoorden. Professionals moeten taakgericht met de cliënten omgaan en hen zo snel mogelijk bedienen, waardoor er geen tijd en ruimte zijn om een unieke relatie op te bouwen. Serrien (2018) meldt: ‘Dat menselijk contact is de laat ste jaren geruisloos verdwenen.’ Onderzoek wijst echter uit dat het aangaan van een vertrouwensrelatie een belangrijk fundament is om de kansen op een geslaagd begeleidingstraject te vergroten (Verzaal, 2002; Van der Lans, 2011; Verdoorn & Van Vulpen, 2011; Buijten, 2017; Van Vulpen & Verdoorn, 2019). Wat houdt ons dan tegen? We verwachten dat cliënten zich tot op het bot blootgeven, sterker nog: we eisen dat ze hun hart en ziel op tafel leggen (het zo genoemde ‘noodzakelijke vertrouwen’). Maar pas als je je ook als professional

20

1.3 | Van waardevol naar vol-waardig

laat zien als mens, een mens met eigen zekerheden én twijfels, met krachten én kwetsbaarheden, kan sprake zijn van een streven naar een gelijkwaardige relatie. Pas dan wordt de relatie niet enkel herleid tot professional versus hulp vrager, maar ga je een verbinding aan van mens tot mens. Wie zich laat zien aan de ander, nodigt de ander uit om zichzelf te tonen (Brinkman, 2004). Andries Baart (2001), de grondlegger van de presentietheorie, benadrukt het belang van aandacht: ‘Aandacht is de kiem van elke relatie, en daaruit zal een mens opstaan’ (Baart, 2011, in Buijten, 2017, p. 94). Presentie is de basis van relationeel werken, waarbij je dicht bij de ander komt. Mensen worden ‘cliënten’ omdat zij (of iemand uit hun omgeving) een pro bleem ervaren en formele hulp nodig hebben. Er is dan überhaupt geen sprake van volledige wederkerigheid. Dubbeldam en Mooren (2012) beschrijven af stand en nabijheid als ‘een oneindige dans van verwijdering en toenadering’. Distantie en betrokkenheid vormen een polair spanningsveld en zijn afhanke lijk van de context, persoonlijke factoren en de behoeften van de cliënt (Maes, 2007). Het is telkens opnieuw een boeiende uitdaging om met deze tweespalt om te gaan. Het streven naar een authentieke en nabije relatie kan echter voor ethische dilemma’s zorgen: enerzijds ga je een persoonlijk engagement aan met jezelf als tool, anderzijds heeft deze relatie slechts bestaansrecht vanuit een professioneel oogpunt én is ze eindig (Wollants et al., 2004). Maar hoe moet dat dan, ingaan op de hulpvraag en een vertrouwensrelatie op bouwen? Hoe blijf je betrokken zonder de problemen mee naar huis te nemen (Cardol & Haarsma, 2018)? Hoe vind je die balans? Dit vraagt om een authen tieke basishouding van de professional, waarbij je alleen kunt terugvallen op een aantal richtlijnen en niet enkel je hoofd, maar ook je hart laat spreken. In de relatie met de cliënt ga je op zoek naar wat de ander waardevol vindt, waar het voor die ander echt over gaat. Pas als je zicht hebt op de waarden van de ander, maar ook op jouw eigen waarden als mens achter de professio nal, krijgt gelijk-waardigheid in de relatie een betekenis. In een gelijkwaardi ge relatie houden beide partijen op een respectvolle wijze rekening met wat belangrijk is voor de ander. Een zorgrelatie is gebaseerd op medemenselijkheid en menswaardigheid (Van Heijst, 2005). Het is aan jou als professional om de waardigheid van de

1.3 Van waardevol naar vol-waardig

21

1 | Een relationele gebeurtenis

ander te behoeden door de ander écht te zien, te aanschouwen en aan te ge ven dat die ander er echt toe doet. Het begrip ‘waardigheid’ is moeilijk te omschrijven. Het gaat over het zoe ken naar zingeving en verbondenheid in relaties met andere mensen op een respectvolle wijze. In de relatie die je als hulpverlener aangaat, verken je de mogelijkheden en voorkeuren van de ander met als doel een menswaardiger en vol-waardiger bestaan in een betekenisvolle sociale context. Dit noemen Reerink et al. (2017) ‘verwachtingsvolle acceptatie’: het accepteren van de beperkingen en het innemen van een verwachtingsvolle houding ten aanzien van de mogelijkheden van de cliënt. Het perspectief van een zo waardig mogelijk bestaan wordt omschreven als ‘een bestaan dat door optimale relaties zo ervaringsrijk en betekenisvol als mogelijk is, binnen de grenzen van het praktisch haalbare. Je zou dit het “waardigheidsdenken” kunnen noemen of het waardigheidsparadigma’ (Ree rink et al., 2017, p. 60). Zorg wordt benaderd als een waarde verwerkelijkende én een uitdrukkingshandeling (Ginters in Van Heijst, 2005). Volgens Ginters zijn professionals waardeverwerkelijkers: ze maken waarden waar door actief invloed uit te oefenen (makende handelingen). Als dat niet kan, dan maken zij zichzelf drager van waarden, zoals verbondenheid, gehechtheid en pre sent-zijn (uitdrukkingshandeling). ‘Zorgverleners hebben vaak geen terminologie tot hun beschikking om die situaties aan te duiden waarin zij niet zozeer actief iets voor iemand doen, maar wel veel voor iemand betekenen. Wanneer zor gen volgens Ginters wordt opgevat als waarde verwerkelijkende én uitdrukkingshandelingen, dan is die taal er wel en wordt duidelijk dat de zin van zorgen niet alleen gevonden wordt in het verbeter doel, maar in de manier waarop uiting wordt gegeven aan de ver bondenheid met de zorgbehoevende en diens erkenning als een kostbaar mens’ (Van Gelder, 2014, p. 58). Dit waardigheidsparadigma is een reactie op het burgerschapsparadigma dat momenteel leidend is in de hulpverlening. Het begrip ‘burger’ verwijst naar de verhouding tussen de mens en de overheid en betreft bijgevolg slechts één hoe danigheid van het mens-zijn (Van Heijst, 2001). De mens wordt hier geredu ceerd tot een burger met rechten en plichten. In deze verenging is de mens een individu dat zich beweegt tussen andere individuen. De relatie van mens tot de medemens staat hierbij onder druk. Het waardigheidsdenken biedt daarop een aanvulling die de focus legt op menselijke relaties in een zorgpraktijk.

22

1.3 | Van waardevol naar vol-waardig

De tabel hierna geeft de evolutie weer van de verschillende paradigma’s:

Tabel 1.1 De ontwikkeling van paradigma’s door de tijd heen (Van Gennep in Schuurman, 2002; Reerink et al., 2017, p. 61) Defect paradigma Ontwikkelings paradigma Burgerschaps paradigma Waardigheids paradigma Mensvisie Mens met beperkingen Mens met mogelijkheden Mens met rechten en plichten Mens met verlan gens en ervaringen Status persoon Patiënt Leerling Burger Medemens Begeleiding

Verzorgen/ behandelen

Trainen/ ontwikkelen

Ondersteunen Verplaatsen in/ prikkelen

Plaats van ondersteuning

In vitaal netwerk

Gewone voor zieningen in de samenleving

Instituut

Speciale voor zieningen in de samenleving Normalisatie

Maatschappelijke houding

Segregatie

Integratie/inclusie Verwachtingsvolle acceptatie

De invalshoek die waardigheid als uitgangspunt neemt, wordt gekenmerkt door de volgende aannames (Reerink et al., 2017): w Een goed leven voor mensen in een kwetsbare positie (de medemens ge noemd) ontstaat in een context met anderen, in een vitaal netwerk binnen of buiten een zorginstelling. Er is een gelijkwaardig samenwerkingsver band tussen cliënt, professionals en het netwerk. w Er wordt door de professional en de cliënt samen voortdurend gezocht naar kansen binnen de kaders van de mogelijkheden van de medemens om deze te prikkelen tot het opdoen van ervaringen en het aangaan van oprechte relaties. w Daarom is het van belang om te blijven luisteren naar het verhaal van de cliënt. w Integratie, inclusie en participatie kunnen een uitkomst zijn van het hulp verleningstraject, maar zijn geen doel op zich. Deze betekenis van waardigheid komt overeen met wat Martha Nussbaum (2009) bedoelt met human dignity . Samen met Amaryta Sen ontwikkelde zij de capabilitybenadering , waarin menselijke waardigheid beschouwd wordt als de maatstaf voor welzijn. Iedere mens heeft het recht om naar eigen in zicht en vermogen een kwalitatief goed en waardig leven te kunnen leiden (Nussbaum, 2000; Sen, 1999). Alle mensen moeten de mogelijkheid krijgen om het leven te leiden dat zij willen leiden. Welk leven dat is en welke waar-

23

1 | Een relationele gebeurtenis

den zij belangrijk vinden, bepalen mensen zelf. ‘Voor het leiden van een goed leven dienen mensen vrij te zijn om autonoom de gewenste keuzes te kunnen maken en deze natuurlijk ook te kunnen waarmaken’ (Tirions et al., 2018, p. 15). Het is aan jou als professional om vrijheden en het maken van eigen keuzes te faciliteren. Dat is alleen mogelijk wanneer sprake is van voldoende aansluiting en afstemming tussen de hulpverlener en de cliënt (zie verder ook hoofdstuk 2, over presentie). De capabilitybenadering geeft richting aan het ondersteunen van mensen bij het leiden van een waardevol leven en is inspirerend geweest bij de con cretisering van het KEUVEL-kader. In bijlage 1 licht ik deze benadering wat uitgebreider toe. Er verschijnen meer en meer getuigenissen die duidelijk maken hoe cliënten de hulpverlening ervaren en wat hen echt heeft geholpen. In die getuigenis sen komt de grote waarde van zich ondersteund te weten door de eigen om geving naar voren. Daarnaast benadrukken cliënten het belang van de relatie met professionals. Zo vertelt een jongere die in de jeugdhulp verblijft: ‘Gewoon iemand graag zien is heel belangrijk, wij hebben daar voel sprieten voor, gewoon oprecht zijn en ons een beetje graag zien. Je hebt soms begeleiders die je een keer vastpakken en die niet opgeven.’ Een man die vanwege zijn beperking thuis ondersteuning krijgt van een per soonlijke assistente verwoordt het zo: ‘Een persoonlijke assistent komt in jouw privéleven, ziet heel veel dingen, het kan niet anders dan dat je daar een zekere menselijke rela tie toelaat. De eerste voorwaarde is toch dat er een klik is tussen ons.’ Onderzoek van Verzaal (2002) naar empowerend gedrag van professionals maakt al duidelijk dat er overeenstemming is in wat cliënten verwachten van de professionals om hun leven in eigen handen te nemen, namelijk dat het enkel tot stand kan komen wanneer er sprake is van een nabije relatie: w respectvolle en onvoorwaardelijke positieve bejegening: luisteren naar cli ënten, hen serieus nemen en hen eigen verantwoordelijkheid laten nemen; w aansluiting bij hoe cliënten hun eigen situatie zien en ervaren en bij hun behoeften;

1.4 Wat zeggen cliënten?

24

1.4 | Wat zeggen cliënten?

w vraaggerichtheid, waarbij je cliënt ondersteunt om hun eigen behoeften te verduidelijken, hun eigen doelen te stellen en hun eigen mogelijkheden in te zetten.

Hierbij benoem je als hulpverlener consequent wat goed gaat.

Hoewel iedere cliënt, iedere professional en daardoor ook elke relatie uniek is, zijn er een paar algemene factoren te noemen die bijdragen aan een posi tieve verandering van de cliënt in een ondersteuningsrelatie. Daarvoor zijn niet de gehanteerde methoden en technieken of de wil van de cliënt om te veranderen bepalend; beide dragen elk slechts 15% bij aan de kans tot welsla gen. De volgende twee factoren geven de doorslag: 1 De relatie tussen cliënt en professional: cliënten ervaren het idee samen er gens aan te werken en serieus te worden genomen als ondersteunend (30%). 2 Een stimulerende omgeving: het netwerk van naasten, familie en vrienden van cliënten (40%). De meest bepalende factor ligt dus buiten de formele hulpverlening (Van der Lans, 2011).

15%

Omgeving

40%

Relatie cliënt-professional

15%

Verwachtingen van de cliënt

Methoden van hulpverlening

30%

Figuur 1.2 Bijdrage aan verandering ten goede van de cliënt (Van der Lans, 2011)

Driessens en Van Regenmortel (2006) geven weer wat mensen in een context van armoede belangrijk vinden in een hulpverlenersrelatie. Deze cliënten er varen de inhoudelijke ongelijkheid tussen de hulpverlener en zichzelf niet als problematisch. Integendeel, zij verwachten juist dat de hulpverlener richting kan geven waar zij het zelf niet meer zo goed weten. Wat voor hen van door slaggevend belang was voor het slagen van de hulpverlening was de beleving van relationele gelijkheid. Afstandelijkheid, bureaucratie en een paternalisti sche houding zorgen voor een afhankelijkheidspositie van de cliënt. Hulpver leners kunnen verschillende rollen op zich nemen, afhankelijk van de cliënt

25

1 | Een relationele gebeurtenis

met wie ze een relatie aangaan. Uit het onderzoek van Driessens en Van Re genmortel (2006) blijkt dat hulpverleners die procesgericht werken, rekening houden met de wensen, mogelijkheden en het tempo van de cliënt en hierdoor een autonomie verhogende hulpverleningsrelatie aangaan, de meeste kans van slagen hebben. Cliënten ervaren nabijheid waarbij hulpverleners de tijd nemen om een vertrouwensrelatie op te bouwen en zich als mens durven tonen, een gepersonaliseerde aanpak en een emanciperende, participatiegerichte houding van de professional als versterkend en verbindend (Driessens, 2016).

Schematisch zien de kenmerken van een hulpverlenersrelatie er zo uit:

Als negatief ervaren kenmerken

Als positief ervaren kenmerken

De afstandelijke relatie beklemtonen van statusverschillen

De nabije relatie vertrouwensrelatie, zich als mens tonen

De bureaucratische relatie organisatorische overwegingen centraal De paternalistische relatie veel uit handen nemen, verafhankelijken

De gepersonaliseerde relatie persoonsbetrokken, vraaggestuurd, op maat

De emancipatorische relatie inspraak en participatie

Figuur 1.3 Positieve en negatieve kenmerken van een hulpverlenersrelatie (Driessens & Van Regenmortel, 2006)

1.5 Relationeel constructivisme als visie

De relatie als uitgangspunt nemen van de hulpverlening heeft gevolgen voor de manier waarop we ons beroep invulling geven. Het sociaal constructivisme geeft twee belangrijke pijlers weer die vertrekken vanuit de relatie, de ontmoeting: 1 De werkelijkheid wordt sociaal geconstrueerd. 2 Betekenis wordt gecreëerd door mensen in hun ontmoetingen met elkaar (Jacobs, 2010). Vanuit een democratische visie op professionaliteit wordt kennis geconstru eerd in ontmoeting met de ander. Bij een democratische professionaliteit krijgt handelen dan vorm in samenwerking met anderen: de cliënt, de omge ving en andere professionals. Er is sprake van een gedeelde betrokkenheid, en vanuit de relatie worden expertise en ervaring beschouwd als gelijkwaar dige input. Dit sluit aan bij het relationeel constructivisme: de werkelijkheid wordt sociaal geconstrueerd en de betekenis ligt in de ontmoeting met elkaar.

26

1.6 | Instrumentalisering van de relatie: een uitdaging

Hier krijgen woorden niet alleen betekenis in dialoog, het gaat ook om spon taan belichaamde reacties op de gebeurtenissen in onze omgeving. ‘[Relationeel constructivisme] houdt in dat men elkaar kan beïn vloeden in elkaars “zijn”, en niet louter in intellectueel opzicht, dat men een ander kan “bewegen” in plaats van louter op ideeën bren gen’ (Jacobs, 2010, p. 25). In deze visie staan niet de persoon of diens capaciteiten centraal, maar de relaties en omgevingen waarin persoonlijke en morele leerprocessen plaats vinden, die in dialoog met elkaar worden gedeeld. In ons professioneel han delen ontstaat een dynamiek vanuit interactie en ontmoeting, juist door het constante spontane reageren op elkaar. Deze relaties hebben de kracht die nodig is om hulpverlening te doen slagen. Professioneel handelen binnen dit relationele agency kenmerkt zich dan door (Jacobs, 2010, p. 26): w ‘relationeel bewustzijn: aandacht voor zichzelf, de ander en de relatie; w anticiperende empathie: handelen vanuit een bewustzijn van de eigen be hoeften en die van de ander en de consequenties voor ieder; w relationele competentie: het vermogen zichzelf te laten raken, een ander in beweging te brengen en een verandering te bewerkstelligen in de relatie; w relationele veerkracht: de kwetsbaarheid van emotionele responsiviteit durven aangaan (in plaats van controle houden), in staat zijn steun te vra gen en geven (in plaats van eenzijdigheid), vertrouwen in de relatie (in plaats van zelfvertrouwen), wederzijdse empowerment (in plaats van de uitoefening van macht over een ander) en relationeel bewustzijn (in plaats van zelfbewustzijn).’ Pseudo-nabijheid komt vaak voor in de hulpverlening. Professionals gaan met goede bedoelingen een relatie aan, maar het lukt niet altijd om echt nabij te zijn. Ondanks hun pogingen om echt af te stemmen, blijken (vaak onbewust) bepaalde gedachten, gevoelens of gedragingen in de weg te zitten. Er is dan wel sprake van een professionele nabijheid, maar de hulpverlener komt niet tegemoet aan de eerste ‘p’ (van ‘persoonlijk’) binnen een persoonlijk-profes sionele relatie: de professional die zich als persoon verbindt met de ander. Van pseudo-nabijheid is sprake als we de relatie methodisch inzetten. We maken dan wel werk van de relatie, we komen wel dicht bij de ander, maar

1.6 Instrumentalisering van de relatie: een uitdaging

27

1 | Een relationele gebeurtenis

enkel en alleen omdat het dan ‘makkelijker werken’ is met de cliënt. Meer maals hoorde ik de volgende uitspraak van professionals: ‘Ik zorg ervoor dat ik een goede band heb met mijn cliënten, want dan werken ze veel beter mee!’ De relatie wordt hier ingezet als middel om een ander doel te bereiken, zoals het laten stoppen van bepaald gedrag. Dit is uiteraard niet wat bedoeld wordt met relationeel werken. Mede door een aantal evoluties in de zorg, waaronder vermaatschappelijking en efficiëntiedenken, dienen we ons te behoeden voor een dergelijke instrumentele inzet van de relatie. Het ‘contact’ maakt dan plaats voor het ‘contract’ en kwali teitsvol werken wordt synoniem voor algoritmisch werken: via een stappenplan wordt elke handeling geregistreerd en beargumenteerd en het resultaat moet voorspelbaar zijn (Tsui & Cheung, 2004; Herman, z.j.). Typerend hiervoor is het nieuwe taalgebruik in de sector, dat voornamelijk economisch getint is: ‘De leidinggevende heet voortaan operationeel manager , betrok kenheid op de cliënt is zorg op maat , hulpverlening wordt omschre ven als zorgproduct , dienstverlening is dan de verkoop van zorgpro ducten en een dienstverlenende organisatie heet een zorgbedrijf ’ (Van Unen, 2007, p. 124). Door dergelijke eenzijdige taal te gebruiken die nauwelijks aansluit bij de complexe en veelzijdige realiteit van de zorg ontstaan een tunnelvisie en een fundamenteel betekenisverlies. Met name het oproepen tot een appellerend zorgengagement lijdt hieronder (Denier, 2022). Dit leidt ertoe dat professionals technisch-rationeel of lineair te werk (moe ten) gaan (Van Unen, 2007): bij de cliënt wordt een probleem vastgesteld (in take en diagnose), om vervolgens een behandelplan uit te werken passend bij het probleem en op grond van de diagnose. Of anders gezegd: er wordt recht lijnig gewerkt van punt A (de diagnose) naar punt B (de oplossing), volgens een vooraf uitgestippeld plan. Deze ‘gemechaniseerde’ manier van werken geeft controle en beheersing en als professional hoef je hierbij de relatie niet aan te gaan. Je kunt je zelfs verschuilen en hoeft je niet kwetsbaar op te stellen. Bij deze lineaire aanpak blijven cliënten eerder buitenstaanders dan dat zij en de relatie met hen het doel zijn: zij worden ‘object van handelen’. De aanpak die hiertegenover staat, noemt Schön (1983) reflexief-relationeel. De tech nisch-rationele aanpak laat weinig ruimte voor het uitdiepen van de relatie tus sen professional en de cliënt door de te sterke nadruk op het zo goed mogelijk inzetten van methodieken. De reflexief-relationele werkwijze biedt wel ruimte voor het aangaan van een betrokken relatie en voor interactieve reflectie, niet

28

1.6 | Instrumentalisering van de relatie: een uitdaging

enkel tussen professionals, maar ook tussen professional en cliënt (Van Unen, 2007). Deze laatste werkwijze kunnen we circulair noemen: hier is sprake van een constante wisselwerking en betrokkenheid op elkaar. Kunneman (2006) vergelijkt een geïnstrumentaliseerde of gemechaniseerde relatie in de beheersbare zorg metaforisch met een broodrooster: ‘De persoon van de deskundige wordt methodisch ingezet, als een instrument dat de empathische warmte produceert die voor de be handeling noodzakelijk is. En als de behandeling voorbij is, kan de stekker weer uit het stopcontact’ (Kunneman, 2006, p. 20). Hierbij wordt de cliënt gereduceerd tot een object van behandeling, waarvan verwacht wordt dat het zich overgeeft aan de deskundigheid van de professi onal. De maatstaf voor de geboden hulp hangt af van het instrument (brood rooster) dat wordt ingezet. Is één broodrooster niet voldoende, wordt de cliënt doorverwezen naar andere broodroosters, met weer andere deskundigheid. De professional wordt aldus opgeleid tot het deskundig bedienen van de brood rooster (Van Unen, 2007). In de termen van Buber evolueert de Ik-Jij-relatie naar een Ik-Het-relatie: we richten ons niet meer tot een subject, maar het verwordt tot een relatie subject-object. Wanneer we de kaart trekken van de zorgethiek met als belangrijk speerpunt de affectieve wederkerigheid (zie pa ragraaf 2.2.3), moeten we werk blijven maken van de relatie van subject tot subject (zie ook Levinas en Buber, paragraaf 1.1), van mens tot medemens. Bij samen-leven en samen-werken is altijd een bepaalde structuur nodig waar in we ons bewegen. Regels, draaiboeken en procedures zijn noodzakelijk, al leen schieten we daarin door, zijn we te ‘regelgehoorzaam’, waardoor er onvol doende ruimte is om vrij te bewegen, om ontmoetingen te creëren. Wanneer daarvoor toch (betekenis)tijd wordt gemaakt, krijgt je als professional algauw een schuldgevoel: Ben ik nu wel aan het werk, want ik dóé niets! Veel pro fessionals vinden bijvoorbeeld dat ze ‘niets doen’ als ze televisiekijken met de cliënt terwijl er nog zoveel praktisch werk op hen wacht. Mijn vraag aan hen is: waar draait het echt om? Wat staat er echt op het spel? Wat is de echte be doeling van hulpverlening? In de presentiebenadering wordt dit als ‘finaliteit’ benoemd. Wees daarom af en toe ‘professioneel ongehoorzaam’ en laat je niet vangen door alle randzaken zoals administratie, registratie of computerwerk. ‘Regels en protocollen zijn goed, tot het moment dat ze niet passen. Dan moet je doen wat nodig is’ (Zwijnenburg et al., 2022, p. 30).

29

Made with FlippingBook Ebook Creator