Nederlands in actie - Boer, Kamp en Pentermann

Hoofdstuk 3 In Nederland 3.1 Intro 3.2 Dialoog en vocabulaire

75 76 76 78 79 80 81 81 82 85 86 86 87 90 90 90 91 92 92 93 93 94 95 96 96 97 98 98 98 99 99

Dialoog | Op luchthaven Schiphol

Vocabulaire

Opdracht 1 | Verwerking van de dialoog

Opdracht 2-4 | Vocabulaire

3.3 Uitspraak – Verbonden spraak

3.4 Grammatica – Indirecte rede (1): zinnen met dat

Opdracht 5-6 | Grammatica

3.5 Taalhandeling

Opdracht 7 | Spreken

3.6 Grammatica – Indirecte rede (2): vragen met of of een vraagwoord

Opdracht 8-9 | Grammatica 3.7 Teksten en vocabulaire

Intro | Kerst is niet het enige feest Tekst 1 | Zweden – Midsommar

Vocabulaire

Tekst 2 | India – Divali

Vocabulaire

Tekst 3 | Iran – Noroez

Vocabulaire

Tekst 4 | China – Chūnjié

Vocabulaire

Opdracht 10 | Verwerking van de teksten Opdracht 11 | Spreken – Een presentatie geven

Opdracht 12-13 | Vocabulaire Opdracht 14 | Toepassingsvragen

Opdracht 15 | Spreken – Zoek de verschillen

Opdracht 16 | Liedje – Kleur

3.8 Uitspraak – Woordaccenten (2) 3.9 Grammatica – Scheidbare werkwoorden

Opdracht 17-18 | Grammatica

101 103 103 103 103 103 103

Opdracht 19 | Luisteren Opdracht 20 | Spreken

Opdracht 21 | Schrijven – Informatie over Nederland geven

3.10 Afronding

Opdracht 22 | Vocabulaire – Herhaling Opdracht 23 | Spreken – Kletsmomentje

Opdracht 24-25 | Grammatica – Onregelmatige werkwoorden (hoofdstuk 2 en 3)

104

Made with FlippingBook Annual report maker